Tirade. Jaargang 24 (nrs. 252-261)(1980)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 518] [p. 518] Frank Koenegracht Drie gedichten Zij Zij heeft twee schouderblaadjes en ze glipt door de deur. Ik hou niet van het menselijk gebeente, maar zij heeft het volmaakte wel. De winterzon drinkt uit een benen fles. Zij niet, ze heeft twee schouderblaadjes die dromen dat ze zusjes zijn. Niet van mij maar van elkaar. [pagina 519] [p. 519] Een nieuwe woning Ik heb een huis gebouwd op de buik van de weiden, nieuw en slecht. Het dak ruist in de vazen, de kelders zijn verbonden door een meer van zwarte koffie. De schemerlampen en de trap staren gaten in elkaar en in de kamer op het tafelkleed door geen tafel gedragen, liggen de resten van een gil geslaakt door helemaal niemand. [pagina 520] [p. 520] Mosgroen epigram voor H. Zonder toestemming zag ik in mei het mos. Met de rug naar mij toe in congres. Het ging over de leeftijd van de steen waarop het stond. Uitgenodigd was ik niet. Vooral omdat ik rookte. Totdat ik zei dat jij me had gestuurd. Groener applaus heb ik nooit gehoord. Het rees als een bos de grond uit, het werd met bekers over mij heengegoten en dat ik rookte bleek nu juist een goede eigenschap. ‘Dat doet hij ook’. Het gaf niet dat het niet hetzelfde merk was. ‘Roken is roken’, was de opinie. Dit werd het onderwerp voor het congres in juni. Vorige Volgende