Tirade. Jaargang 24 (nrs. 252-261)(1980)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 293] [p. 293] Peter Verstegen De tweede ronde Een zevenmaandje. Waarom zo'n haast? Moest en zou ik de wereld in? Of is het waar dat mijn moeder had pootjegebaad en geschrokken was van een boze golf? De couveuse in. Zes weken lang alleen witjassen aan je lijf. Consult: Met alles rekening houden, mevrouw, Maar halen ze 't, dan zijn ze eens zo gezond. De allerbeste medische zorg tenslotte. Drie jaar niks gezegd. Maar met mijn blokkendooswerk wist ik toch de hoop bij mijn omgeving levend te houden. IJzeren brilletje tegen het scheelzien, dat zag er al veel beter uit. Het was oorlog toen. Gehelmde soldaat in het portiek van de buren. Mijn vader moest zich meerdere malen verstoppen in een tussenvloers hokje. Je hoorde dan snerpend fluiten op straat. [pagina 294] [p. 294] Mijn oorlogsbeelden: Bomen om. Cokestrottoir opgebroken. Koken op oliepit. Stroop van de suikerbiet. Weeë bloembollenstank. De trotse vondst van een broodkorst in het fietsenhoksteegje. Het gezin een veilige veste. Samen solidair tegen honger en kou. Spannend. Geen school. Nog jaren later speelden we oorlogje, vonden in bunkers vol drollen vaak nog een koperen huls. Met deftige spraak behept lag ik er tamelijk uit bij de rest van de klas. Wel wist ik mij tot mijn elfde jaar dankzij mijn broers vooroorlogse voetbal staande te houden. Toen kreeg een vriendje een bal. Monsterverbond van ouders: Ik zag er mijn vader op aan en bad daarom vaak: God, laat hem doodgaan of weggaan. Maar hij wist waar zijn plicht lag en bleef tot zijn pensioen. Het was bidden tegen de bierkaai. [pagina 295] [p. 295] Vijftien jaar. Na de kerstpreek verklaard alleen onder dwang nog ooit naar de kerk te gaan. Wat de dominee zei, met die stem van hem, dat kon nooit waar zijn. Ik zou voortaan godloochenaar zijn. Nog een jaar in de padvinderij: Sint Jorisverhaal aan het kampvuur. Slapen als soldaten. Een zakmes. Hutten bouwen. Toen kwam er een eind aan de spoorzoekerij, ik zocht het in de woordenboekerij. Kort daarna is er tussen mij en de wereld een soort van vlies gaan ontstaan. Ik was er wel bij, maar zo dat zij mij nooit te gevaarlijk te na zouden komen. Zo'n vlies wordt taai als geen mens er doorheen kijkt. Ik sloot mij af, werd dichter in plaats van opener, zodat ik steeds minder zag, werd twintig en het zou nog twintig jaar duren voor ik het vlies gewaar werd en kon proberen mezelf te opereren om als ontstaarde te worden herboren. Vorige Volgende