‘Maar misschien krijgt u er dan begrip voor, waarom ik vijfendertig jaar gewacht heb met mijn audiëntie. Ik wilde weten hoe het met de eerbied stond en ik denk nu, dat het wachten op mij u langer gevallen zal zijn, dan mijn wachten op u.’
‘Als u mij niet kwalijk neemt: u spreekt nogal ingewikkeld. Dat wil zeggen, u spreekt wel verstaanbaar, maar de dingen die u zegt zijn ingewikkeld. Dat is nergens voor nodig.’
Hans Dop lachte naar de koning. ‘Zal ik toch maar beginnen?’, vroeg hij. ‘U mag best even iets vertellen’.
De heer Dop ging er voor zitten, schraapte zijn keel flink en sprak: ‘Er was eens een koning...’
De koning schudde het hoofd en viel Dop in de rede. ‘Ziet u wel! Wàs, wàs... IS! U vertelt inderdaad sprookjes. Ze bestoken eerbied en geloof, gelooft u dat maar van de koning’.
‘Er kan geen betere zijn. Ik bedank u voor de audiëntie’, zei Dop en hij maakte een buiging en verliet langzaam de troonzaal en daarna het paleis, liep naar zijn huis en ging naar bed.
De volgende morgen zat de koning nòg steeds op zijn troon en in de kille zaal nog steeds na te denken over de vraag, waar die Dop op uit was, wat die wilde zeggen en of hem misschien iets beters te doen stond. Toen de koningin hem vond, had hij zich leeg gedacht en was hij vergeten waar zijn bezoeker over gesproken had. Hare Majesteit leidde hem naar zijn bed en beloofde hem een warme kwast, omdat hij verstijfd was van de kou.
‘Ja, lieve, de koning heeft het een beetje koud’, zei hij.
‘Dat moeten we niet hebben. Ik zal direct een citroen zoeken’, zei de koningin en schreed weg.
Toen ze terugkwam had ze haar kroon op. ‘De hemel zal je prijzen om je wijsheid, als je daar bij de koninginnen komt’, sprak de koning en hij wees omhoog. Ze stootte het glas om toen ze de hete kwast van het blad wilde pakken om het hem te geven, terwijl de koning zich onder een deken uitstrekte. ‘'t Is niets’, zei de koning. ‘Ik geloof niet dat scherven iets voorspellen’.
‘Neen natuurlijk niet’, sprak de koningin. ‘Ik zal vandaag koffie zetten en je met een vers kopje komen wekken’.