Tirade. Jaargang 24 (nrs. 252-261)(1980)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] Adriaan Morriën Acht gedichten Vroegere tijden Een huis waar geen muis in wil wonen. De kasten zijn altijd gesloten - van één ervan klemt zelfs de deur. De vloeren zijn van beton, de muren van steen en cement. Nergens een kaaskorst, een paar kruimels brood. Nergens een scheur, een holte, een spleet die toegang geeft tot iets eetbaars. Geen rommel. Niets dat een muis herinnert aan vroegere tijden, toen het nog ritselde achter 't behang, zodat de eenzame lezer opzag van zijn lektuur en even besefte dat hij niet helemaal eenzaam was. [pagina 182] [p. 182] Japanse vlieger De witte maan in de rode hemel boven de zwarte aarde. [pagina 183] [p. 183] Beeldspraak Je huid beeldt de winter af. De mooie winter als het heeft gesneeuwd en 't langer licht blijft in de stad. 't Geluk je in huis te horen. Je oksels ruiken naar salie. Je mond is godsdienstiger dan een wrat. Je lijkt op een zilveren lepel. [pagina 184] [p. 184] In memoriam In het café, alleen, met mensen om mij heen, denk ik aan je. 't Verleden valt uiteen en jij verschijnt uit de verafgelegen gebieden van de tijd waar je verblijft. Je glimlacht, niet raadselachtig, maar gewoon, zoals je het zo dikwijls deed. Ik zie het stukje porselein in één van je voortanden dat ik probeerde te kussen. Maar 't kon natuurlijk niet: het was te klein en vormde met de tand tezeer een glad geheel. [pagina 185] [p. 185] Na het sneeuwen De laatste dralende vlokken zijn wel het mooist. En het liefst, als kussen na een omhelzing. [pagina 186] [p. 186] Avondmaal De tafel is gedekt, het brood gesneden en vernoemd. Tanden, kiezen en tong spelen het spel dat is gedoemd. Mij voedende verteer ik ook mijzelf, want elke bete broods breekt leven af, hoewel het lijkt alsof ik het herstel. Ik eet mij dichter bij de dood. De kruimels op mijn bord lachen mij toe. Mijn mes is moe. Mijn hand hangt hulpeloos uit mijn keel. [pagina 187] [p. 187] Andermans leed 't Verhaal van het leed van een ander. Hoe vaak herhaald voordat het vervelend, belachelijk, zinneloos werd? Mijn ouders gestorven, begraven maar niet ten derden dage wederom opgestaan uit de dood. De diepe slaap des doods: zelfs niet meer dromen van 't leven waar de levenden mee bezig zijn. [pagina 188] [p. 188] Moment musical Op straat twee oude mensen. De vrouw (kort, dik) hobbelt wijdbeens. De man (krombenig, mager) steekt huizenhoog boven haar uit. Zij praat in korte norse zinnen. Hij antwoordt in losse luchtige woorden. Vorige Volgende