| |
| |
| |
Herman de Coninck
Negen gedichten
Henri de Braekeleer
Binnenshuis waren de kasten en de jaren
en de vrouwen bezig leven te bedaren.
Hout werkte aan oud worden, licht
werkte aan een lichtgele sterkte als in oude klare.
En in de kelder waren confituren
doende met zichzelf en witte muren
en liet je donkerte in wijn
zijn gangen gaan, als zonden in kerklatijn.
En de goede gewoonte om sterven rechtop te doen,
naar je hart grijpend. Dàn kwam fatsoen
in aktie, moest je in je zondagse kostuum.
Ook bij je leven al stond dat een beetje stijf-posthuum.
| |
| |
Maar voor iedereen die dat óók vond, trok ze tijd
uit, en haar bloesje en de spelden uit d'r haar.
Ze had velours geribde rode lippen om je erover heen te praten
en schaars-paarse om er nadien over te zwijgen
en lange vingers om je lang en langzaam tot zich toe te laten.
hijgen werd heel ver adem
halen, aan de randen van de tijd.
En de wanhoop nadien had iets van lekker samen.
met gordijntjes voor de ramen.
| |
| |
Klusjesman
Ik maak deuren, ik maak een stoel, ik maak ruiten.
En door die ruiten kan je weer een dagje verder zien.
Ik maak voor iedereen een binnen en een buiten.
En dat klein venstertje is een misschien.
Ik maak wat anderen hebben kapotgemaakt.
Ik doe aan opvang als een ouwe sofa die wat kraakt.
Dat is de vering van mijn ziel, diep vanbinnen.
| |
| |
Oude vrouw
De vluchtige zoen die hij niet meer geeft.
Mijn haar dat hij niet meer uit mijn ogen strijkt.
‘Liefje’ wat hij niet meer zegt
en hoe hij dan niet meer kijkt:
hij is er op evenveel manieren
niet meer, als hij er vroeger wèl was.
Ik voel tot in mijn botten
hoe hij mij niet meer aanraakt,
hoe het mij doorhuiverde toen ik nog vlees
had, hoe het mij nu doorrammelt:
een rilling van heimwee gaat over mij
als een boerenkar over kassei.
| |
| |
Winter. Elke boom, herleid
tot zijn skelet, staat helemaal los,
Slechts sneeuw doet wat verloren
is, weer bij elkaar horen,
weer bij elkaar luisteren,
maakt bomen weer tot bos.
| |
| |
Neruda
Alles is gelijk, niet alleen mensen
onder elkaar, maar ook planten en mineralen
en poezen en regen en Vivaldi.
Ik breng de avond door met een vriend
en een glas wijn en een dode en verhalen
en schemer en minnestrelen.
| |
| |
Zoals
Zoals je tegen een ziek dochtertje zegt:
mijn miniatuur-mensje, mijn zelfgemaakt
verdrietje, en het helpt niet;
zoals je ze een hand op het hete voorhoofdje
legt, zoals sneeuw gaat liggen, en het helpt niet:
| |
| |
Het gaat niet over hebben, hooguit over krijgen.
Alleen ben ik degene die nooit praat.
Slechts met jou kan ik zwijgen.
Over mijn vader. Over een vroegere vrouw.
Het gaat niet over. Het gaat over lijken.
Neem een kind dat zijn eerste stappen zet.
Het gaat niet over hem vasthouden, maar over - zou
ik? - loslaten en lang kijken.
| |
| |
Flamingo's
Ze zijn opgetrokken uit veel
als een zeevruchtencocktail
Ze zijn duur antiquarisch
Hun kijken heeft iets van met een lange arm
naar de hoogste plank van de bibliotheek,
meerbepaald naar dat boek over ballet
waarin de arm van Margot Fonteyn
al sinds 1945 een s wordt
|
|