dat China een evident geval is waarvoor Michels' theorie opgaat, punt uit, dan heeft hij domweg niet begrepen wat Tromp in hoofdstuk 5 van zijn boek eigenlijk onderneemt. Wel te verstaan: voor mijn part is Bokshoorn het met Tromps analyse oneens. Maar dat hoort dan beredeneerd te worden, en wel door het aanvoeren van contra-argumenten tegen de redenering van Tromp.
2e. Bokshoom geeft echter maar één argument: hij zegt dat Tromp de geldigheid van Michels' theorie daarom niet erkent, omdat dat in Tromps politieke partij, de PvdA, niet zo best zou vallen.
Nu is naar mijn mening het hanteren van het ad hominem argument in enige openbare discussie ontoelaatbaar (of probeerde Bokshoorn soms de Wertheim-club te overtreffen, die Ombres Chinoises wel afdoende bestreden achtte met de constatering dat de auteur ervan een met een Taiwanese gehuwde Belg is?). Nog ontoelaatbaarder wordt de ad hominem argumentatie, wanneer iedere poging tot bewijsvoering ontbreekt (een verwijzing bijv. naar artikelen in statuten of partijkrant, waaruit zou blijken dat geloof in Michels’ wet van de oligarchie met royement uit de PvdA wordt bestraft). En het wordt helemaal grijs, wanneer de insinuatie in feite met de meest voor de hand liggende evidentie in strijd is. Want wie weet niet dat Bart Tromp meer dan wie ook in de afgelopen jaren in het openbaar met krachtige kritiek op het optreden van zijn eigen partij naar binnen en naar buiten, naar voren is gekomen? Het indrukwekkende van Tromps optreden is juist dat hij zo duidelijk door geen overwegingen van opportuniteit of korte-termijnpolitiek wordt afgehouden van het uitspreken van wat hij voor waar houdt (zoals onder veel meer kan blijken uit zijn bespreking van het concept-beginselprogram van de PvdA in de Haagse Post van 15-10-'77, een bespreking vanuit veel ‘linkser’ gezichtspunt dan die van mij in Tirade van oktober '76, maar minstens zo kritisch). Lof voor Tromps intellectuele onafhankelijkheid lijkt me meer op zijn plaats dan Bokshoorns op niets slaande insinuatie van het tegendeel.
3e. Wie alleen Bokshoorns artikel heeft gelezen, heeft geen idee van wat in de overige hoofdstukken van Tromps essaybundel allemaal aan de orde wordt gesteld. Tromp blijkt juist één van de betrekkelijk zeldzame sociologen die zonder vakjargon verhelderende opmerkingen over tal van macro-maatschappelijke samenhangen kunnen maken. Bovendien voert hij prachtige polemieken met mensen als Kwant (bijzonder geestig bovendien) en Wertheim cum suis, en toont hij daarbij eenzelfde geduldige bereidheid tot gedetailleerde confrontatie van modieuze redeneringen met eenvoudige regels van logisch, zindelijk argumenteren als bijv. in Frankrijk Jean-François Revel. Juist omdat Tromp zelf nogal radicaal links is, toont hij zich zo bezorgd om de intellectuele zuiverheid van het denken over de maatschappij ter linkerzijde.
Op al deze dingen had Bokshoorn in zijn bespreking ook wel eens mogen wijzen.
H.F. Cohen