Tirade. Jaargang 20 (nrs. 211-220)(1976)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 404] [p. 404] [Tirade september 1976] A. Roland Holst Laatste gedichten Van zijn verleden was veel bijgebleven: een grote plank vol van oudbakken brood. Hij lag zijn lange leven te herleven tot hij verveeld zijn starende ogen sloot - Het is voorbij en alles zal voorbijgaan, dat is maar goed ook, dacht hij, en hij snoot zijn oude neus - ik zal voor niets opzij gaan en zeker niet voor de Weldoener Dood. - [pagina 405] [p. 405] Meeuwen zwierden langs zijn ramen en schreeuwden, maar de verre zee bleef stil - hij prevelde de namen van wie ontsliepen, en gedwee dacht hij: straks zal ik ook ontslapen, als ik eindlijk aan de beurt ben. Het zij zo (en hij zat te gapen) goed maar dat men aan sterven went. [pagina 406] [p. 406] Languit en starend lag hij na te denken over de jaren van zijn stil bestaan en dit kil sterven, dit langzaam indrinken van de teugen des doods waar geen ontgaan aan is en ook ooit aan zijn zal zolang mensen ontslapen als de dieren en tot stof vergaan; hoe luid zij ook de dood verwensen of slinks uitstellen en nog doen alsof die laatste kuil niet lang al werd gegraven en naar hen gaapt - Geen vogel zingt dan meer, enkel het heilloos krassen van de raven wordt er gehoord als de doodkist terneer gelaten wordt aan lange touwen - tranen, ijdele tranen en het traag gebukt weer huiswaarts gaan onder de lange lanen die naar het kerkhof leiden waar men snikt en vergeefs snikt om het voorgoed vergane. Vorige Volgende