| |
| |
| |
Gebeden
Bataklanden
Gebed tot de bliksem
Gij Grootvader groot Weerlicht,
Gij, die eens per jaar knikt,
Die eens per jaar zich omkeert,
Die de stenen tot beenderen heeft,
En de regen heeft tot speeksel,
Die de Demonen tot ogen heeft,
Vanuit de plaats van opkomst van de Maan;
Vanuit de plaats van opkomst van de Zon.
Gij, die hoop geeft op groot gejubel,
Die Uw eigen tanden bezigt als bijl,
Die Uw eigen nagels bezigt als mes,
Die Uw eigen handen gebruikt als deken,
Die Uw eigen oren gebruikt als doek.
Edel mes met ivoren heft,
Zeldzaam varken met de witte vlek op het voorhoofd,
Tot wie men zich wenden kan om zegen en geluk.
O, Grootvader, Veelvuldig Weerlicht,
Oorsprong der Machtige Vrouwen,
Gij, die een driekleurige kleding draagt,
Die stenen bezit, welke niet te bekrassen zijn,
Die stenen bezit, welke onvervreemdbare panden zijn,
Die vijvers bezit, welke niet over te zwemmen zijn,
Die gesteld zijt op weefsels met lange franje.
Oorsprong van het uitbrekende vuur,
Help ons, en schenk ons kinderen, o, Grootvader.
| |
| |
| |
Bataklanden
Gebed aan de heilige aardhagedis
O, Grootvader Boraspati ni tano!
Gij die het dorp bewoont,
O, Grootvaders, gij drie Goden
in de hoogste hemel, in de opperste hemel,
de steen die voorzien is van treden,
Vanaf het doorboorde hout
daal neer van de Bovengoden
naar de Goden van het Midden.
Hoor ons aan, Grootvader Boraspati ni tano!
Hier Grootvader, is Uw offer:
een paard van lichtbruine kleur,
een vis met schubben, zo groot als duiven,
grote rijstkoeken, schone bloemen,
geurige sirih en olie ter reiniging,
olie die onovertrefbaar is,
rijpe kalebassen en koele komkommers,
een hoofddoek van lijnwaad.
Hoor ons aan, Grootvader Boraspati ni tano!
Hier is voor U een zwart paard,
een zwart paard, met wit aan de flanken,
hier hebt gij, Grootvader, een roodachtig paard,
een roodachtig paard en vis.
Oorsprong van de Schepping!
Gij die met een slag breed maakt de schedel,
| |
| |
die het oor uitholt en rond maakt het hart,
die de lever doet uitdijen en de vingers uiteensplijt,
O gij Grootvaders, majesteitelijke Samboans!
die overal om ons heen zijt,
die bergen tot heuvels hebt,
en groene planten tot tooi!
een buffel met ronde horens en vier bosjes haar,
een zwijn, te dragen aan een draagstok.
En gij Nansulingkit ni tobing!
die ongedierte op het hoofd hebt,
jong bladspruitsel in Uw navel,
die een maand lang niet spreekt,
een jaar lang niet lacht,
en Gij Grootvader Pangulubalang!
de giftige, die het huis verwoest,
die machtige bomen uitrukt
en hoog omhooggaande bomen splijt!
vlees, gezuurde vissen, eieren...
| |
Toradjalanden (Midden-Celebes)
Gebed om een lang leven
Geeft leven zo lang als een rotan,
dat wij eraan kunnen hangen.
Laat een lange lianenrank neer,
dat wij eraan kunnen hangen.
| |
| |
bevestigt onze afgegleden levensgeest.
Ondersteunt mijn voetzoelen.
Maakt onze levensweg glad,
als de schaal van een ei.
Zo glad als een eierschaal,
Dat een bombastengel er nog ruw bij is.
Daarom liever als een eierschaal,
Want een bombastengel heeft soms knoesten.
Ik vraag U mijn hand te vatten.
Laat een levensdraad neer als een touw,
dat, wij armen, eraan mogen hangen.
Laat een lange levensdraad neer,
Dat wij er met de handen aan gaan hangen.
|
|