Tirade. Jaargang 19 (nrs. 201-210)(1975)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 238] [p. 238] A. Roland Holst Drie gedichten Herinnering Zonnig en vredig lag het dorp beneden. Het was nog vroeg, de wegen waren leeg, elk huis was nog gesloten en verzweeg wat er zich voorbereidde in deze vrede. Hij keek ernaar vanuit zijn hoge raam. Oud en alleen, en dacht aan zijn verleden en haar, en prevelde haar lieve naam. - [pagina 239] [p. 239] Een portret Voor (en van) Anneke G.B. Zij heeft haar hart het zwijgen opgelegd om voor een elk (en hoezeer onterecht) zakelijk en kortaf te kunnen schijnen. Maar dat hart treint om wat het wordt ontzegd. Liep zij met hem gelijk weleer, langs de zee nog heen en weer? heeft zij hem, voor zijn laatste nacht tegen den avond thuisgebracht? Het staat hem niet meer voor de geest. Hij weet: ik ben er haast geweest, wat is het waar ik nog op wacht? Bestaat zij nog wel buiten hem? Al zo lang hoort hij hare stem niet meer dan enkel in de nacht als hij alleen ligt en haar wacht, en zij niet komt. Zij is geweest - wat is het waar ik nog op wacht? [pagina 240] [p. 240] Einde De zon scheen als weleer. Zijn dagen waren geteld, de zon bescheen zijn handen die gevouwen lagen in zijn schoot en de zon bescheen het vergezicht dat stil en open lag tot in alle verten heen. Hij keek tot hij met open ogen en voorgoed in zichzelf verdween. Vorige Volgende