Tirade. Jaargang 19 (nrs. 201-210)(1975)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 172] [p. 172] A. Roland Holst Christus en Jezus Voor Geert van Oorschot Toen elk zwoer bij de zoon van God, bij Christus stralend in de wereld als Triumphator, wees mijn lot mij Jezus toe, die nergens meetelt waar de macht troont, zoon van een moeder in tranen om haar kind, dat bloedt langs spijkers die zijn handen en voeten door gruwelijke overmoed in zijn gehamerd. Christus kreeg kerken en zerken allerwegen, Jezus zag het aan en zweeg. Hem was daar niets meer aan gelegen; hij dwaalde naar de lege velden waar niemand heengaat dan alleen wie voor zich uitstaart, in zich zelve mompelende, naar wat verdween en nimmer weerkeert, soms omkijkend en dan weer verder stromplend, moe, geen onderdak, geen bed om eindlijk in uit te slapen of voorgoed in te slapen. [pagina 173] [p. 173] Waar ook een wees is, armlastig en een ergernis voor rijke burgers, daar komt Jezus naast hem lopen en zegt: er is mijn milde Moeder nog, wij gaan nu naar waar zij woont, haar deur laat zij altijd, ook 's nachts aanstaan en zij slaapt maar licht en zeker hoort zij ons aankomen en doet open. Wees niet mismoedig en bedenk: wij moeten altijd blijven hopen - Mijn Moeder weet het en zij wenkt. Vorige Volgende