Tirade. Jaargang 18 (nrs. 193-200)
(1974)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 747]
| |
[pagina 748]
| |
in de trein
buiten alleen
de lichten van
lantaarns aan een
autoweg
in het raam
zie ik jou
lezen
je draait een haarsliert
om je vinger
en slaat een
bladzij om
* misschien horen
we toch bijelkaar
zoals 2 glazen
in een bril
of
2 nullen
die een 8 maken
* | |
[pagina 749]
| |
ze was een steen
toevallig
lag ze daar
ik schopte er
tegenaan
ze zei niets
rolde alleen een
eindje verder
* elouise en giselle
ik zag ze nog zitten
op het perron
beiden
in zwart
gekleed
de joodse met
het donkere kopje
en zij
met het koperen
haar
* | |
[pagina 750]
| |
de maan vertel
ik mijn eenzaamheid
voor de zon sla ik
beschaamd mijn
ogen neer
* open mijn ogen
voor de bloemen
aan mijn voeten
en laat mij niet
langer verlangen
naar de zon zo
hoog boven mij...
* kleine vermoeide vlokjes
die witte jasjes breien
over huizen gras en bomen
ijspegels hangen als
gestold verdriet
tussen de naakte takken
* | |
[pagina 751]
| |
ik vouw mijn handen
rond de nacht
en vang de maan
in mijn hongerige
vingers
* dit keer
is de
hemel
groen
en het
gras
blauw
ik ben er
ondersteboven
van
* | |
[pagina 752]
| |
de zon brandde een
gat in mijn buik
ik moet het dichten
maar mijn
vriendje heeft
de klei verstopt
* tot de rand toe
gevuld zijn we
voller nog:
zacht en voorzichtig
stromen we in
elkander over
* |
|