Tirade. Jaargang 18 (nrs. 193-200)(1974)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 694] [p. 694] J.C. van Schagen Drie gedichten Sint Jan Hier niet en daar niet en overal niet en waar niet? zo zingen de kindertjes met Sint Jan Sint Jan - die neemt het die avonden ook zo zwaar niet alleen Sint Paulus die houdt er niet van maar dat is dan ook een geleerde man Sjoe zegt, och, die heeft veel te veel moeten lezen dat is ook wel moeilijk om van te genezen Sjoe is maar blij dat hij meestal niet lezen kan wanneer dat zo bij het lavéren te pas komt en de Inspecteur van het Onderwijs in de klas komt of ook wel wanneer Yuki San om de was komt en Sjoe zijn hobbelpaard is in de ban - of een vurige draak het had uitverkoren zo plotseling was Sjoe zijn beestje verloren och nee, hij heeft maar alleen met de kinders gewandeld en daar is dat speelgoedje toen bij verhandeld wat wil je? vanhier en vandaar en van ook overal niet? per slot was dat handeltje heus nog zo mal niet de kindertjes armpje in armpje de Gortstraat in de Langestraat door en de Kortstraat weer uit en toen, op de Vismarkt, daar stond Kwan Yin daar gaan al die kindertjes heen met hun duit [pagina 695] [p. 695] ze vraagt voor haar vaasje - och doet er wat in een koperen duit is Kwan Yin niet te min Sjoe deed er drie witte bloemetjes in drie duiten en heel 't rijtje kinders erbij zo heeft dat verdrietige lachje eens zin maar kindertjes horen met Mei in de wei en Kwan Yin staat te schreien en kan er niet bij [pagina 696] [p. 696] Kwan Yin Kwan Yin, die ernstig, lief gewoon maar voortgaat, met een vingerhoed de zeeën leeg te scheppen zonder bitterheid of ironie komt zó de zee eens leeg? komt ééns de zee zo leeg? is dit misschien het enkel mogelijke enkel lieve antwoord op het stompzinnig tarten van een cynisch demiurg omdat geen ander antwoord rest voor wie zo zuiver zonder boosheid is zo zuiver weerloos en zo zuiver lief als zij? of heeft ze hoop, of wéét ze soms, dat ééns een ècht God wordt geboren uit haar vergeefse trachten? heeft zó haar eindeloos lijden dan toch zin heeft haar verwachten grond, is het geen radeloosheid dan niet enkel adel, dat ze zich bestendig offert, altijd weer? [pagina 697] [p. 697] wordt ééns misschien dan toch het goddelijk kind geboren dat verlost wanneer zij ongebroken gelovend alle oceanen geduldig duldend eindelijk zal hebben leeggeschept met haar vingerhoed? hoe ze dit kan? is zij dan zelf misschien dit allereerste kinderlijk beginnen? [pagina 698] [p. 698] Vogel Soms droom ik dat ik met een vogel woon hij is mijn vriend, hij heeft bij mij een huis soms zie ik hem in dagen niet, hij heeft zijn eigen wegen waar ik niet komen kan soms komt hij even met een boodschap in het venster - of misschien een groet, een vraag ook wel - een enkel even samen zijn? verdwijnt dan haastig weer soms blijft hij langer - als hij moe is, of wordt opgejaagd misschien? we zijn elkander goed, we kunnen samen zwijgen en dat is even goed soms ook herzegt hij aldoor wéér dat één - dat éne zegje dat alles zegt dat zo volkomen gaaf zijn geven uitbrengt aan mijn oor hartstochtelijk - of hij me iets herinneren moet, iets dóórgeven en dat zó zuiver dan, dat het me overloopt van diepe dank en ik niet zeggen kan, hoe goed we dan elkander zijn hij heeft geduld met mijn beschamende verbrokkeling, mijn machteloos tentakelen met stukjes weten, dat niet reikt dat enkel maar wat stuntelig schampen kan langs wat toch zo eenvoudig is voor vogels ik ben de mindere zéér en wéét dat wel ik schaam me nu niet meer - het is zo even goed [pagina 699] [p. 699] omdat er altijd toch weer overkomt die vreemde vreugde waar ook hij soms overvol van wezen kan het is dezelfde zwarte vogel, die me vóórgaat op het bospad soms of die wel roerig zijn kan ergens boven in een boom, je ziet hem niet alleen dat even schudden van het lover en dan weet ik dat hij daar toch is en als ik thuis kom dan, is hij ook daar bescheiden, stil, verborgen achter struiken het is de vogel, die me opwacht, altijd als dat nodig is om te herinneren, of omdat ik anders te alleen zou zijn hij gaat me ook wel op het tuinpad vóór en staat dan telkens even stil om me de weg naar huis te wijzen en onlangs, toen ik wat verloren liep in ver, vreemd land was hij daar méé opeens en blijkbaar vond hij dat zo heel gewoon ik denk wel eens - neen, weten doe ik niets - maar zou hij soms van iemand komen die veel te ver is weg om iets nog van te weten en die toch soms, me bereiken wil? komt hij om iets dat hij misschien ook zelf niet kent of weet maar dat hem zendt in een onuitgesproken moeten of kan het wederzijds zo zijn en worden wij elkaar gezonden? en zijn we dáárom dan zo rustig samen als hij daar bij me zit en wacht tot ik ‘dag vogel’ zeg en dan zijn hart uitstort in één zo'n kleine golf hartstochtelijk geluk terwijl de grote regens buiten ruisen - Vorige Volgende