Tirade. Jaargang 18 (nrs. 193-200)(1974)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 464] [p. 464] C. Buddingh' Een gedicht Spelen maar Je krijgt de kaarten gedeeld, zelf mag je niets uitzoeken, er hooguit later één of twee ruilen, en dan nog alleen een vier voor een zes, of - als 't meezit - een tien voor een boer, verder moet je maar zien. ‘Spelen maar!’ roept een stem. Maar je kent zelfs de regels niet. Hoe moet het? Wat doe je? Je schudt ze en legt ze uit op de tafel. Misschien is 't toch best leuk. Soms lijkt het net of er iets uitkomt: hapt er een vrouw in een aas. Maar soms gooit er een hand plots een kaart op: je moet bekennen. Je aarzelt, weet het niet, hijgt, bijt een stuk uitje lip: onmiddellijk is de hand er met leukoplast. ‘Dank je wel,’ zeg je. Maar moet je nu ook al de heer en de negen opgooien? Dan houd je toch niets meer over? En het schemert al half. En het licht doet het ook niet meer. Vorige Volgende