Tirade. Jaargang 18 (nrs. 193-200)(1974)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 355] [p. 355] Drie gedichten Adriaan Morrién Liefde Iets onbegrijpelijks zit in de weg. Ik denk aan Perzië. Een labyrint vol spiegels. De eerste rimpeltjes waaraan je ziet dat ook jij kunt verouderen. Maar daarom heb ik je zo lief. Jij kunt mij breken. Ik kan jou verscheuren. Die ene stap in een onmetelijke ruimte. [pagina 356] [p. 356] Henri Rousseau Een hoge boom. De blaadjes nauwgezet gerangschikt. Elk blad is afgestemd op ieder ander trillend blad. Een sidderend geheel van stemmen in een wijdvertakte keel. Maar nu is het windstil en aan de uitgestorven lucht zwijgt zelfs de maan. Noodweer. Een radeloze rust. [pagina 357] [p. 357] Landschap in het zuiden De dageraad een tedere eksplosie. Van je ontwaakte lippen vallen de eerste woorden. Ik luister naar de verte. Dit alles zou de toekomst kunnen zijn, dit staag veranderende, vluchtige en een en al vergankelijke. De bruine heuvels dansen. Het dodelijke van een dag die aanbreekt en de nacht schijnbaar heeft overwonnen. 't Lichtvaardige van alle overmacht. Vorige Volgende