den. Ook collega's, want hij was aan het Netherlands Information Centre gehecht.
Greshoff was stellig niet uit het hout gesneden waarvan men ideale ambtenaren maakt: hij was een buitengewoon ambtenaar. Het is wel bekend dat ieder ambt is wat een man er van maakt. De gewone ambtelijke rompslomp woog hem niet zwaar en vroeg hem niet veel tijd, zodat hij zich kon overgeven aan zijn onstuitbare behoefte aan schrijven en vooral uitgeven, want hij was, zoals Sokrates, een ‘vroedvrouw van gedachten’. Toen we allebei in de zomermaanden aan zee waren, te Atlantic Beach in Lony Island, verplichtte hij me een bloemlezing van moderne Vlaamse poëzie samen te stellen die in Pretoria verscheen. Daar hij vermoedde dat ik niet al te vlijtig was op dat punt, was ik op den duur genoodzaakt me in badpak vóór de cottage te installeren met mijn schrijfmachine, zodat hij van de overkant kon nagaan dat ik dagelijks enkele uren besteedde aan mijn werk.
Het was ook door zijn toedoen dat ik de Engelse vertaling van de Beatrijs door Prof. A. Barnouw publiceerde, met een inleiding. Voor het boek Belgium dat in 1945 verscheen bij de uitgeverij van de Universiteit van California schreef hij, op mijn verzoek, het hoofdstuk over de Vlaamse literatuur.
Samen werkten we mee aan een aantal encyclopedieën over Nederlandse literatuur en over individuele schrijvers. In het tot standkomen van de bloemlezing Heart of Europe had hij een groot aandeel. Ook is het aan zijn initiatief te wijten dat Tsjip en de Leeuwentemmer in New York verscheen met een inleiding door mij. Met het tijdschrift De Stoep, dat in Curaçao verscheen, onderhield hij drukke betrekkingen. Kortom er was geen blijk van Nederlands literair leven, buiten de bezette Lage Landen, of hij speelde er een rol in.
Voor het enorme land dat achter New York lag, had hij slechts een minimale belangstelling. Deze wereldreiziger was feitelijk vreselijk honkvast. Slechts eens heeft hij in New York de subway, die hij hardnekkig de ‘mollewagen’ noemde, genomen: hij kwam ergens uit, heel ver van zijn doel en verzaakte aan dit transportmiddel. Twee ‘reizen’ ondernam hij echter met vrouw naar de schilder L. Feininger in New England en naar zijn vriend Leo