belangstelling een zachte dood gestorven, maar intussen waren Jan en ik erg bevriend geraakt. Een echte z.g. ‘litteraire’ vriendschap, eindeloze gesprekken over dichters en uitwisselen van boeken. Zo leende ik hem de Laethemse brieven in een raar pamfletachtig uitgaafje ende ‘Boomgaard der Vogelen en der Vruchten’, waarvan de titel alleen ons al in vervoering bracht. Hij kende v.d. Woestijn nog niet en ik had Praeludien (het kleine eerste drukje in een perkamenten doos-achtig kaftje) nog nooit gelezen. Aty en ik lazen dat nauwkeurig en plozen ieder gedicht uit. Jan kwam mij zo nu en dan uit school halen, hij zelf zat toen in de 4e klas van de HBS op Bleijenburg en was 19 jaar. Dat uit schoolhalen was een gevaarlijke expeditie: onze directrice, een in onze ogen hoogbejaarde corpulente dame in stoffige zwarte japonnen en een machtige boezem verbood ieder contact met het andere geslacht in de buurt van de school. De ook al oude grijze concierge diende als spion en werd je ontdekt dan volgde een schrobbering.
Jan moest zich dus altijd verdekt om de hoek van de Schoolstraat opstellen. We slenterden dan naar huis en praatten over niets anders dan litteratuur. Jan kwam ook wel eens ‘aan’, om een boek te lenen of terug te brengen, maar bracht het nooit verder dan de vestibule, waar we uren lange staande gesprekken hielden waar ik door Aty en mijn moeder hevig mee geplaagd werd - ‘de geheimzinnige aanbidder.’ - Op een zondagmiddag in de zomer zaten Aty en ik kersen te eten op haar kamer toen Jan belde. We besloten hem te vragen ‘boven te komen’. Dat gebeurde met het gevolg dat Aty en hij onmiddellijk smoor verliefd werden (wat naderhand veel moeilijkheden met het ouderlijk gezag opleverde: ‘een jongen die versjes maakt en geen cent zal verdienen’) en Jan's belangstelling voor mij ietwat verflauwde. Maar we bleven de beste vrienden en Jan en Aty namen mij overal mee naar toe, naar Jan Boon de schilder in Rijswijk waar we Petrus, toen gewoon Piet, Alma, Dirk Coster en Ritter ontmoetten. Jan begon toen al gauw gedichten naar tijdschriften te sturen, Nederland, de XXe eeuw. Elseviers maandblad. Precieus als hij was schreef hij die, op visitekaartjes in een heel mooi handschrift, maar zó klein dat het zonder loupe nauwelijks te lezen was. Hij kreeg ze dan ook meestal weer terug... Toen onze vader eindelijk de toestemming voor een