Tirade. Jaargang 16 (nrs. 173-182)(1972)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 403] [p. 403] Tomi Rogier de Jong I de ruige kust bestaande uit kale bergen van graniet of zandsteen gaat deels schuil achter vochtige mistbanken en een zee zwart als inkt wat een troosteloos oord ik heb op de met zeewier besmeurde stenen gestaan en eigenlijk meer gekeken dan nagedacht het woei nogal hard en ik kan nog steeds niet geloven dat ik nu werkelijk alleen ben wat ik tot nu toe gedaan heb lijkt nutteloos [pagina 404] [p. 404] II niettemin ken ik al mijn Tragici en hun ervaringen maar afgewisseld met walging werkt dat niet meer ik registreer mijn wanhoop oa. door buikloop en ben verlaten genoeg om mij een Platonist te weten waarschijnlijk achter de feiten aanhollend [pagina 405] [p. 405] III en S. is vandaag langsgekomen in eigengemaakte kleren haar benen zijn deze 12 maanden voller geworden ze heeft me haar liefde aangeboden en toen gezegd dat het een grapje was de onredelijkheid van deze ervaring is niet te beschrijven evenwel heb ik haar toch niet lief [pagina 406] [p. 406] IV een god? ik draag de verwachting van het Oude Volk als een last met mij mee mijn schuld is dat ik niet geloof in wat mij ongelukkig maakt en de keizer heeft dat nu bereikt ik zal hem smeken terug te mogen keren in mijn eigen tijd ik ontwaak 's nachts en vaar weg altijd als ik weer thuisben verbannen uit Tomi en vaar weg Vorige Volgende