Tirade. Jaargang 16 (nrs. 173-182)(1972)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] Vier gedichten Kees Winkler Mijne zoogdieren Ik zag de oude rekel struinen door het onderhout zijn bef was ros, zijn vacht was winters vaal ik zag hem in mijn leven slechts driemaal het blijft een plek in 't bos die je onthoudt Rest nog een otter en een das te zien reeds heeft de steenmarter mijn pad gekruist terwijl ik weet waar 't rood- en zwartwild huist en laatst een wezel waargenomen bovendien Toch spant mijn vos de kroon, het is alsof de egel van onlangs niet meer belangrijk is hoewel ik bunsing en ook hermelijn nog mis ben ik op diergebied een kleine bollebof [pagina 87] [p. 87] Winter op de Boschkamp Twee coniferen en een linde de rhododendron en het beminde prieeltje, de goudvinken daartussen verder wat koolmezen en mussen En de hortensia verbloeid de sparreboom hoog opgegroeid een eekhoorn klimt in zijn kruin verlaten ligt de wintertuin Tot slot de mist die over alles heen zijn grijze stilte legt, de hulst alleen is rood van bessen en 't familiehuis biedt met de winterdag een veilig thuis Daar zitten wij rondom de haard mijn Tante legt patiencekaart mijn Oom leest er zijn bankgeheimen en ik werk naarstig aan mijn rijmen [pagina 88] [p. 88] Wandeling door verboden gebied De schemering der verten beving mij en ik ging langs de Asselse heide ik zag de liksteen bij de voederwei het grofwild echter scheen die plek te mijden Een kudde moeflons stond op 't verre veld waarbij ik veertien rammen telde ik hield de verrekijker ingesteld om toe te zien dat ik mij niet vertelde Een edelhert laveide bij het ven het was de twaalfender die ik kende een glimpje zon gleed langs de grove den waarnaast ik nog een everzwijn verkende Ik liep de heirand over naar Hoog Soeren en terug via de Asselse boer daar bleek een boswachter aan 't reeën voeren hem te ontlopen was een hele toer [pagina 89] [p. 89] December Loodgrijze winterwolken over de landen de kale zwarte bomen staan doodstil rechtop schraal is het licht met strenge vorst op handen de Winter is in aantocht met zijn ijsmuts op De vogels pikken tevergeefs in de bevroren grond het wordt weer tijd om boerenkool te eten de eerste witte vlokken dwarrelen in 't rond de tuin is dor en droog, de zomer lang vergeten De kerstroos bloeit voor 't kind dat is geboren 't vlekje van de roodborst herinnert aan de doornen hij is voor niets gestorven en de wereld wacht De mens is eenzaam in de winternacht de vorst blijft koning en het jaar wordt oud de sneeuw blijft vallen en de wind is koud Vorige Volgende