Tirade. Jaargang 15 (nrs. 163-172)(1971)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 434] [p. 434] [Gedichten] Op grootvaders knie 'k Liep vaak als jongeling op klompen tussen het wuivend graan, klaproos en korenbloem omzoomden 't pad, ik zag de leeuw'rik stijgen loodrecht ten hemel. Zocht niet zo mijn ziel te stijgen tot de troon van God? Maar ach, die gadeloz' ontferming werd ik nooit deelachtig, eenzaam bleef ik, en alleen: je opa had als knaap al last van hooikoorts. Anton Korteweg [pagina 435] [p. 435] Removos ‘Het zou al knap geweest zijn’, zei mijn moeder altijd, ‘als 't met de hand geschilderd was.’ Het was geschilderd met de voet, of erger nog, maar even goed kon je er niks aan zien, zo echt die bloemen en die bergen. Ieder jaar kocht ze zo'n mapje kaarten weer, benieuwd te lezen met welk lichaamsdeel de kunstenaar nu weer geschapen had. Anton Korteweg [pagina 436] [p. 436] Dubbele plaatsbekleding De jeugd is uitgevlogen, reilt en zeilt op eigen wieken, slechts de ouwelui zijn thuis, met Adriaan en Bas, de pas verworven hond om 't gat te dichten dat ontstond toen ook mijn zusje kennis kreeg. Godlof betrof 't een theoloog-in-spé, zodat wij nu met een geruster hart weer kunnen ingaan tot ons heidens lief. Anton Korteweg [pagina 437] [p. 437] Ons dorp Eén asfaltweg maar, verder klinkerstraten. Een markt, een haven, kerken evenveel als dorpsgekken: De Lege Jas, die als Pietje de Dood het dorp doordwaalde, lang twee meter, wegend veertig kilo, en De Kinderkoning, die de kortgebroekte jeugd vergaf met zuurtjes. Toen we op de MULO zaten bonden we Corrie op een tafel, en Reinier aan 't werk! Je zag het ook wel eens dat ze het deden in de Kromme Elleboog. Anton Korteweg Vorige Volgende