natuurlijk het aantal wetenschappelijke medewerkers en leraren dat met de jeugd solidair is. Het blijft bij een rustige en jongensachtig-vrolijke beweging, die door de agenten zonder moeite in bedwang wordt gehouden. Het rechterlijke college vergadert, en geeft, zoals dat in zulke gevallen heet, een serene beslissing, gevrijwaard van iedere invloed, zowel van de straat, als van de politiek. De magistraten hadden net te voren, in een plechtige manifestatie, geprotesteerd tegen de uitlating van het kamerlid Tomasini, secretaris der Gaullistische partij. Hij had de rechterlijke macht beschuldigd van lafheid, vanwege de milde vonnissen die ze over de rèl-makers had uitgesproken. De H.B.S.-er werd vrijgesproken, wat aan de tienduizenden H.B.S. borsten een luide juichkreet ontlokte. Hierna bogen de kranten zich ernstig over wat ze alvast kwalificeerden als pouvoir lyceén.
Enkele dagen waren voldoende om aan al die gewichtigdoenerij een eind te maken. We naderen de Meimaand maar er is niemand die gelooft aan een herhaling van de studenten-‘opstand’, hoewel het sociale klimaat van het land beslist slecht is.
De jeugdmeeting ten behoeve van Guiot had niets opstandigs. Ze was massaal maar dat lag daaraan dat de justitie in het geval Guiot nu juist niet met een revolutionair te maken had, maar met een a-politieke leerling. Guiot ontkende het hem ten laste gelegde, vermoedelijk terecht. De politie nam dus dit keer een zwakke positie in en de vrijspraak van de lyceïst was dan ook natuurlijk. Of daarmee is aangetoond dat de franse justitie zich van maatschappelijke en politieke invloeden weet vrij te houden is een andere zaak. De beschuldiging die Tomasini naar de justitie geslingerd heeft, is niet ontkracht, en het feit de aanklager een aartsreactionnair is verandert daar niets aan. Wat zou, om het eens van de andere kant te bekijken, gebeurd zijn als we niet met een lyceïst te maken hadden maar met een arbeidersjongen? Het is weinig waarschijnlijk dat de Trotskisten en Mao-isten de jongelui van de middelbare scholen opgeroepen hadden en nog onwaarschijnlijker dat de lyceïsten in drommen gekomen waren. Maar het aller-onwaarschijnlijkst is dat de justitie hem had vrij gesproken. Er is na de zaak Guiot een andere lyceïst gearresteerd omdat hij op het binnenhof van het lyceum J.B. Say, samen met een groep geestverwanten, (want je doet zoiets niet alleen) een andere leerling had mishandeld. Een amanuensis die het slachtoffer te hulp was gekomen,