Dat Wesselo ter verklaring van de ‘woestenij’ een moeras of ondergelopen weiland aanvoert verwondert mij; terecht laten ongeruste ouders kinderen het liefst schaatsen op ondergelopen land, omdat door het ijs zakken dan niet meer dan een nat pak oplevert.
Het ‘wederom’ in de volgende regels vormt in alle beschouwingen het scharnier waarop de redeneringen draaien:
Ligt weder dicht met iepen
Het gedicht moet vroeger een andere interpunctie hebben gehad; wist ik maar welke. Maar ik heb deze regels altijd anders gelezen dan (o.a.) Willem Wilmink en J.J. Wesselo. Zij lezen aldus:
‘Zie, 't gras ligt WEDER DICHT MET IEPEN OMKRINGD.’
Ik heb altijd gelezen (misschien versterkt de mededeling, dat mijn vrouw de regels net zo las en leest, mijn standpunt):
‘ZIE, 'T GRAS LIGT WEDER DICHT, met iepen omkringd.’
Met winter en zomer heeft dit niets te maken, omdat het gras óók des winters met iepen omkringd ligt, of die nu loof dragen of niet.
Wat betekenen die regels dan wèl?
Wie wel eens oude begraafplaatsen ziet (ik denk aan de Portugees-Joodse begraafplaats in Ouderkerk a/d Amstel) kent die stukken met iepen omringd gras, brokken niemandsland, woestenijen zo u wilt, maar van mij hoeft zelfs dàt niet.
‘Het gras ligt weder dicht’:
In dat gras was het graf gedolven; over dat graf is het weer dichtgegroeid.
Met andere woorden: (‘Wij sliepen deze nacht weer saam’ suggereert zulks al):
De broer slaapt langere tijd na zijn dood weer bij de dichter. En de broer antwoordt de dichter op zijn vraag, dat hij geen antwoord zal geven (‘... Te vreeselijk om zich in te verdiepen’). Bovendien, hij is al zo lang geleden gestorven: zie, het gras lig weder dicht, met iepen omkringd.
Natuurlijk is mijn interpretatie niet dè interpretatie - ook de kunstenaar zelf is niet altijd in staat te rationaliseren wat hij schept.