Tirade. Jaargang 14 (nrs. 153-162)
(1970)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 494]
| |
Als God fatsoenlijk is (en anders is hij geen god)
| |
[pagina 495]
| |
19-12 Mysteries zijn goed, kunnen juist zijn; tegenstrijdigheden zijn verkeerd.
19-12 Dat kat-en-muis spel van het Christelijk geloof breekt me toch eindelijk op.
19-12 Ik bedoel: ik wil niet meer op die manier in een God geloven. Misschien bid ik het Onze Vader nog wel, of veel zinnen eruit. Maar dan tot Ormoesd. Niet tot een reeds Al-goede, Al-machtige God.
Dus dan probeer ik een Manicheeër te worden. (Mani werd, evenals Christus gekruisigd). En ik was altijd zo sterk tegen ketterij.
Augustinus was ook enige jaren Manicheeër.
Later, toen hij weer Christen werd, heeft hij zich misschien wijsgemaakt dat hij iets van de Christelijke leer (Genesis bv.) begreep.
Misschien is het zo dat juist de oudheid - het lange bestaan - van het Christendom pleit tegen zijn waarheid, want de miserabele onwaarachtige inkonsekwentie van de mens koestert misschien zo'n geloof (Genesis).
Zou je dan niet gelukkiger zijn? als je niet krijgt wat je graag wil, maar je hebt ook niet gekropen? (..)Ga naar eindnoot1)19-12-68
Maar dan moet je het kruipen ook durven opgeven en dan maar met krijgen, of riskeren dat je niet krijgt wat je wil hebben. 20-12-68
Stop in ieder geval het kruipachtig gebed, 'n God als 'n dictator wil ik niet hebben; ik zou ook niet kunnen of mogen geloven in zijn hulp. We kunnen wel vervloekten zijn (zoals Dostojevski zegt), maar een vervloekte hoeft nog niet te kruipen als voor 'n tiran. 19-12-68
21-12-68. Ik wil toch terug naar het katholieke geloof. Maar dan voortaan zonder kruipen en zonder gebedsmagie. De reden dat ik het Christelijk geloof toch het beste vind is dat uit Christus' leer in ieder | |
[pagina 496]
| |
geval blijkt dat Hij de verbetering van de mens van binnen uit wil. Dat is voor mij het meest typische van het Christendom en de Christelijke leer lijkt mij daardoor toch het echtste. Het Boeddisme zal die gedachte ook wel hebben, maar het Boeddisme is nóg meer dan het Christendom een absolute verachter van het tijdelijke leven (‘leven is lijden’, door verlangen; verlangen dus doden). Ja, het Christendom (Paulus) heeft dat zeer zeker ook wel. Ja. Maar om het zo deprimerend en ontmoedigend voor te stellen als Kierkegaard dat doet, lijkt mij ook niet nodig. Ik wil in ieder geval niet ‘kruipen’ (waar Kierkegaard geen bezwaar tegen heeft, tegen kruipen). Een tiran zal God toch wel niet zijn. Hij zal je een behoorlijk stuk verlichting geven en vrijheid laten, al lees je dat inderdaad niet uit de Bijbel. Maar de Bijbel aanvaard ik niet meer voetstoots. Ik blijf erbij dat God in de Bijbel gebrekkig wordt geschilderd: eigenlijk toch: de Boeman, de geborneerde oude man die ongeveer alle aardigheid zachtheid vriendelijkheid mist Als God niet vriendelijk en aardig voor mij wordt, zal ik Hem trouwens toch nooit kunnen beminnen; dan is de hemel toch niet voor mij. Ik moet maar eens proberen wat meer af te wachten wat God met mij doet (hoewel je de levenservaringen nooit met enige zekerheid zo kunt interpreteren). Ik heb als zijn schepsel recht op een behoorlijke behandeling, dat is een gedachte die er bij mij toch niet uit te krijgen is. Hij moet maar bereiken - als Hij dat zo graag wil - dat ik Hem bemin. Men moet beter maar afwachten. (Zoals Willem Wouters eens zei: ‘ik heb geen geloof maar wel vertrouwen, en jij hebt wel geloof maar geen vertrouwen’).
En om dat in de praktijk te brengen: dat afwachten, moet ik inderdaad - zoals zo vaak gezegd wordt - er minder over denken, gewoon er niet aan willen denken. Dus andere dingen doen. Denk maar: het is gelukkiger niet te kruipen en te tobben, en dan maar niet te krijgen wat je graag wil, dan door kruipen en te veel smeken een afgodsbeeld van een tiran (God) in je ziel te onderhouden. Wacht eerst maar tot God je meer verlicht, bv. omtrent zonde en schuld.
Want dat voortdurend denken over God is, net als ‘kruipen’, ook een ziekelijke verslaving, gebondenheid. Een neurose. Begin eens om er | |
[pagina 497]
| |
niet meer aan toe te geven. Afwachten. Als God fatsoenlijk is (en anders is Hij geen God) zal Hij je wel helpen. Hij zal de initiatieven wel gaan nemen. Mijn gezoek (‘zoekt en ge zult vinden’ (!) - in de Bijbel staat heel wat van twee kanten, iets met z'n tegenspraak op een andere plaats) zit Hem misschien daarbij juist in de weg.
Gek, die crisis die gisteren het hoogst was, is vandaag plotseling geweken. Of dat blijvend zal zijn weet ik natuurlijk niet. 21-12-68. |
|