Tirade. Jaargang 14 (nrs. 153-162)
(1970)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 353]
| |||||||||
Nelly Moon
| |||||||||
[pagina 354]
| |||||||||
of misschien zelfs een kleine fabriek te beginnen, een plant.’ Deze gedachte overigens, om ergens anders opnieuw te beginnen, lag tamelijk voor de hand omdat hij kort geleden in het jaarverslag van de British Trade Promotion Corporation had gelezen dat, nadat de (Britse) Ferrocarriles de Argentine S.A. door de Argentijnen was overgenomen, nu ook de Ferrocarriles de Chile S.A. was genationaliseerd. De Engelse spoorwegcommissarissen vlogen in dozijnen terug naar het moederland en niet alleen de spoorwegcommissarissen. Nelly zou, omdat ze zoals gezegd de vrouw was van een Britse stofzuigerfabrikant, waarschijnlijk ook snel met haar man terug naar Engeland vliegen. De stofzuigerfabriek, door de Peruaanse regering overgenomen, werd door opheffing bedreigd aangezien ‘stofzuigers alleen maar in Europese huishoudens (hogares europeos) gebruikt’ werden. ‘Mijn laatste winter’ zei Nelly en John Ax knikte instemmend.
Een week later speelde ze in The Lima Theatre Club in het toneelstuk The Four Colonels de rol van de fee Ophelia. John Ax wist dit en daarom zat hij die eerste avond ergens op een stoel in de zaal met de armen over elkaar Nelly te bewonderen. Onnodig te zeggen dat ze, zoals ze daar op de planken heen en weer zweefde in haar dunne kleren, indruk maakte.
.... to taste my flesh it rushes;
I am its life: I live to nourish it.
O, de belletrie die aan haar lippen ontsteeg! Het is tamelijk vluchtige stof die, als je er tijd voor hebt, bijv. met de tekst voor je, meestal meer betekent dan ooit in werkelijkheid het geval is... In de pauze probeerde hij bij haar te komen. Hij liep heen en weer in de ruimte achter het toneel, maar de deur waarachter hij haar stem hoorde zat op slot, hij kon er niet in. Hij deed alsof hij niets bedoeld had met die kruk naar beneden te duwen en bleef toen met een glimlach op zijn gezicht naar het gedoe van de toneelknechten kijken, liep met dezelfde glimlach terug naar de zaal, zag bekenden, zag niets dan het roodgevlekte, schuldeloze gezichtje van Nelly Moon en het streepje tussen haar borstjes want op die manier had | |||||||||
[pagina 355]
| |||||||||
ze zich gekleed. O, een nacht alleen met Nelly, dat wilde hij, hoewel er die avond beslist meer waren die dat wilden. De volgende dag lag de Daily Journal met een foto van haar op de stenen van de hal. Terug in de woonkamer las hij de woorden van lof waar hij mee instemde, maar die hij aan de andere kant beslist niet verdragen kon.
Een uur later zat hij in de trolley op weg naar Vazquez, om deze Vazquez te vragen zijn handtekening te zetten onder de nieuwe statuten van de Camara del Comercio Britanico, waarvan John Ax voorzitter en Vazquez, als autochtoon tegenwicht, lid was. Dit was de morgen dat Barbara, die immers bij Vazquez in dienst was, onder de tafel moest kruipen, of verdwijnen. En terwijl Barbara langs de achterkant van het gebouw liep en dacht dat het lente werd, zat John Ax met de handen om zijn ene knie gevouwen te luisteren naar de sterke verhalen van Tomas Vazquez en tot een verdere handel kwam het niet, wat de betrekkelijke nutteloosheid van John Ax in dit land nog 's tamelijk goed illustreert.
Nelly Moon die eenzaam in haar gele villa niet begreep waarom ze zo nerveus was geworden, Nelly's hoofd was een hoofdje vol loopgraven. Wat er in zat kon er niet zo makkelijk weer uit. Nelly Moon kon een versje eenmaal gelezen uit het hoofd opzeggen, daarom was zij op het toneel zo op haar plaats, daarom wist ze altijd precies wat ze zeggen moest, daarom kon ze honderd keer hetzelfde zeggen met elke keer weer dezelfde emotie. Maar voor de emotie die van haar zelf was, daar had ze geen woorden voor, daar durfde ze nauwelijks aan te denken. (Aan John Ax dacht ze overigens nog niet.)
John Ax was aanwezig op de party van de Goodnough's, die terug van hun reis om de wereld hun Amerikaanse gal spuwden over het land waarin zij, weer, gedoemd waren een jaar te leven. John Ax, de emigrant, luisterde naar de verhalen over Japan, Israël en Holland. Goodnough lachte en allen die om hem heen stonden lachten. Iedereen die lachte ging elk jaar twee maanden met verlof naar zijn geboorteland en naar al de landen die maar in hun hoofd opkwa- | |||||||||
[pagina 356]
| |||||||||
men, daar konden ze heen gaan en met de kamera op hun borst rondlopen. Niettemin waren ze in het land dat hun die wereldreizen mogelijk maakte, ongelukkig. Hoe groter en the more fantastic de reizen, des te ellendiger voelden ze zich als ze waren teruggekeerd. ‘Another stupid year.’ Tien maanden. John Ax stond erbij en zo ongelukkig als de lachende Goodnough was hij nog niet, al moest hij steeds aan Nelly Moon denken. Bovendien had hij Barbara nog (misschien), a native, een autochtoon met een autochtone vulva, waarin hij thuis was. John Ax was thuis in dit land. Goodnough was niet thuis in dit land, hoeveel hij er ook verdiende. Goodnough zou straks, als hij terug in de States was, omdat hij er minder verdiende, zich ook daar niet meer thuis voelen. Goodnough zou nergens meer thuis zijn, hoe hard hij ook lachte. Goodnough was een goed voorbeeld van een Displaced Person en zijn vrouw die altijd maar klaagde over de dieverijen en allen die eenzaam zijn, dacht Ax, en met een glas in de hand staan te zwetsen en leuk te wezen, zij allemaal zijn verplaatste personen die, omdat ze geen vulva van het land hebben genomen, nooit meer thuis zullen zijn en toen lachte John Ax.
*
Wie op de kaart kijkt ziet dat de Orinoco met de Amazone verbonden is door de Casiquare, een natuurlijke rivier waarvan het water nu de ene kant op stroomt en dan de andere kant, je kunt het in beide richtingen bevaren. Het was Alexander von Humboldt die, in 1799, op 29-jarige leeftijd, als eerste blanke deze rivier heeft bevaren en in kaart gebracht.
Hoe Kolodner elke keer weer thuis kwam.
De weg over San Diego ligt tussen a en c in. Met zachte Boheemse muziek op de radio rijdt Kolodner op zondag 8 februari '68 door de lommerrijke suikervelden van de staat Aragua. | |||||||||
[pagina 357]
| |||||||||
Toen hij voor de tweede keer uit Cata kwam, reed hij voor de tweede keer omhoog de ontzaglijke bossen van de Rancho Grande in. Eeuwenoude vegetatie en, net als Humboldt, filosofische gedachten bij de vleet, maar ook de zorg om het koelwater dat bijna kookte. Later reed hij naar beneden, toen was het weer in orde. Uit de bergen gekomen stopte hij om te genieten van het uitzicht over de Lago de Valencia. Hoewel dit uitzicht minder stralend was dan de eerste keer, was er meer om naar te kijken, omdat hij wist waarnaar hij keek. Zo leer je de wereld kennen: door herhaling van dezelfde waarneming.
De tochtjes naar Carayaca:
De eerste keer dat hij vis at, was doordat hij in het voorbijrijden een dame had gezien, met de armen over elkaar waarop een geweldige, van verre zichtbare met fleurige zeeltjes overspannen boezem, schortje voor. Teruggereden en zich door haar vis laten opdienen. Voor de grap want trek had hij allerminst. De tweede keer was ze er niet. Hij zat er weer, hij kreeg de vis van een ander, maar niettemin. Terwijl hij zat te eten, groeide er een | |||||||||
[pagina 358]
| |||||||||
geweldige paal in zijn broek waarmee is aangetoond: de kracht der herinnering is beyond measurement en in het algemeen, hoe men ook vaart in het leven - hoofdwet van het toerisme: men geniet een tweede keer bij voorkeur van wat men de eerste keer gezien heeft.
Van Puerto Cabello naar Caracas rijden in de middag. Wie dezelfde tocht maakt in een bus zit een meter hoger en ziet een heel andere wereld. Hij kijkt over de vangrail heen, de dieptes in, waar de luxueuze automobilist alleen maar de door de namiddagzon lichtgroene vertes ziet en denkt dat dat alles is en volop geniet.
Ook vanuit Higuerote beleefde hij de thuiskomst. Als hij oplette kon hij de tocht bekorten door een paar kilometer voordat hij de stad inreed, een weggetje in te slaan, tussen twee huizen door langs de watervallen, dus langs de bergen. Voor wie tegen de bergen woont is dit een kortere weg.
El Sombrero. De Hoed.
La Silla. De Stoel.
Er zijn woorden die heel eenvoudig zijn, maar ontzaglijk veel kunnen betekenen.Ga naar voetnoot*
De volgende dag moest hij, terug in Caracas, de Amerikaanse professor Bell ontvangen. Altijd een hoop gelazer. Hotel Tamanaco bellen. ‘El Senor Bell no ha llegado.’ Nog niet aangekomen. Hoe kan dat, zijn vliegtuig is gisteravond al binnengekomen. Weet ik niet, no ha llegado. Naar Tamanaco rijden waar, in de lounge, de gezochte tevreden met de armen over elkaar zit. Dan de hartelijke begroeting, ze kennen elkaar van een conferentie. Professor Bell wordt meegenomen door professor Kolodner naar diens wagen. ‘How 's your Spanish.’ ‘Pretty bad I guess.’ Later kon Kolodner zich, behalve de rit zelf, herinneren hoe Bell | |||||||||
[pagina 359]
| |||||||||
naast hem, met de knieën naar hem toe in de auto zat, die hele rit met zijn knieën naar hem toe en de tas er op. Ach, als hij naging hoe weinig hij van de lezingen van deze Bell wist na te vertellen, twijfelde hij er aan (en het was niet de eerste keer) of hij daar op de Universidad wel op zijn plaats was. Deze Bell, dacht hij, dat is een man met hart voor de zaak, die man is vol van de wetenschap, maar wacht even, vol van zijn eigen wetenschap, naar een ander heeft hij die dagen niet geluisterd. En zo is het met allen die met hun eigen ideeën rondreizen, of ze nu professor zijn of in tapijten handelen, het zijn vertegenwoordigers, allemaal en als je een vertegenwoordiger bent, dan laat je je door niets en niemand van de wijs brengen. Daarom kon Kolodner geen lezingen geven. Daarom schreef hij geen boeken over zijn vak. Dat hij hoogleraar was, dankte hij misschien aan de omstandigheid dat hij een Rus was. Russen in het buitenland zijn altijd goed, vooral in de buurt van een universiteit. Kolodner was goed, o.a. uiterst betrouwbaar, maar hij was als sommige boeren die gelukkig zijn met een paar koeien en meer willen ze niet. Zo was Kolodner gelukkig met de colleges die hij gaf en de zachte muziek die uit het plafond kwam als hij een tentamen afnam en de man slaagde... Dan was hij happy en voor de rest? Voor de rest was hij niet zo happy, zoals we gezien hebben. Vertegenwoordigers, verkopers zoals Bell, hebben niet zoveel rest, daarom zijn ze altijd happy.
Hun dagen zijn gevuld.
Als ze niet werken, tennissen ze of ze gaan ergens heen. Er zijn niet zoveel mensen die niet weten wat ze moeten doen. De meesten zijn altijd vol plannen, dat is hun opgeblazenheid. Kolodner probeerde zich te herinneren wat hij gelezen had over het medeweten. Als iemand al iets weet hoef je het hem niet meer te vertellen, maar als hij die regels niet zou kunnen terugvinden, dan was hij het spoor bijster, want zelf er over nadenken deed hij bijna niet meer.
Nogmaals: hoe Zoraima in bed lag. Ze lag bij het raam en het was | |||||||||
[pagina 360]
| |||||||||
een kleine moeite geweest om d.m.v. een tuinslang haar te verbinden met Kolodner, dan had hij haar in het gezicht kunnen blazen en welterusten gezegd kunnen hebben. Ook hadden ze, terwijl ze sliepen, verbonden kunnen zijn door een neonbuis, die twee of drie keer tamelijk rechthoekig is gebogen om door de ramen te kunnen, de breekbare einden in hun gat gestopt zodat ze doodstil hadden moeten blijven liggen. Een apart soort humor.
Het verdriet niet meegerekend.
Nelly Moon, die party's organiseerde als haar man weg was en er voor zorgde dat er dan maar éen man kwam, naar verluidde, die deed dat maar éen keer en toen haar heilloze toeleg mislukte, toen was ze, voor haar eigen bestwil, het gebeurde snel vergeten ook. John Ax niet. John Ax wist er alles van zodat, toen ze elkaar op de Queens Birthday Party weer tegen het lijf liepen, een onverwacht treffen, Ax zijn handen achter zijn hoofd in elkaar gevouwen hebbend alleen maar tamelijk grote onzin kon uitbrengen, terwijl zij, kenmerkend voor dit soort vrouwtjes, hem geamuseerd toekeek. Hij vertelde haar hals over kop van zijn voornemen naar Alaska te gaan, dat daar geld voor nodig was en dat hij een geweldige partij Bacardi had ingekocht, waarna ze plotseling weer uit elkaar dreven. Er stond weer een ander voor hem, nooit weet je op zulke bijeenkomsten of je de tijd gegeven zal worden de zin af te maken waar je aan begonnen bent. De man tegenover hem beklaagde zich over de slechte wegen van het land, een nieuweling. ‘The roads are really very poor here’ zei een Mexicaan die er bij was komen staan. ‘Ik weet het niet’ zei Ax moe, ‘ik vlieg altijd.’
Voor Barbara zou terugkeren wilde hij met Nelly Moon, de toneelspeelster tot klaarheid zijn gekomen en haar zo mogelijk in zijn armen hebben gehouden, want ook Nelly Moon zou weldra vertrekken. Mocht hij denken dat ook Nelly Moon haast had?
(Fragment uit De laatste winter) |
|