Tirade. Jaargang 14 (nrs. 153-162)(1970)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 286] [p. 286] [Gedichten] Sommige woorden Zo veel gezichten zie ik die niet jou zijn ik raak er aan gewend. Misschien had ik je in een menigte niet eens herkend. Maar dan; een woordje in de krant springt soms van 5 kolommen ver uit zijn verband en komt onder mijn ogen hangen - opvallend, of het het jouwe was. Judith Herzberg [pagina 287] [p. 287] Witte verf Wie in de nacht met witte letters black panther op de kerk kwam verven lijdt niet aan twijfel. Ook niet de man die het weer uit komt vegen overdag, een indonesiër van de gemeente hij leeft er van, het is zijn werk. Toch blijft het beide vreemd besteed ik weet iets dat ze beter deden maar op de wip van mijn geweten liggen kogels van nood en broden van lood steeds tegen elkaar op te wegen. Judith Herzberg [pagina 288] [p. 288] De ‘day after’ pil Een ongewenst persoon? Allah, je bent beleefd. Je bent het zelf geweest, en telkens weer. Soms zie je, door grijze vitrage een dode man, die aan komt rijden een ander dan. Zijn wij niet één voor één in die moeilijke fase van ouder dan ooit geweest en jonger dan ooit zullen worden? O aarzel niet te lang, aarzel niet te lang hoe kleiner hij is hoe langer het duurt voor hij trappelen kan. Het is nu nog niets dan groeierigheid een oude man die nog niet hier is een feestartikelenwinkelier misschien? Te miniem om de vorm ervan voor je te zien en juist door zijn kleinte te kwijt om nog kwijter te maken. Minder dan kikkerdril of eierschil er zit ook vast geen prins in wel een ik in de kiem. Zo'n kleine kreeft nog dunner dan een muggevleugel, zo ongeschikt zich te verweren - lijkt iedereen wel. Judith Herzberg Vorige Volgende