Daar lag ik tot aan Genua in een ‘coma’, onbewust van alles om mij heen. De dokter en de kapitein hadden samen besloten, dat ik in Genua aan wal moest om door een Italiaanse dokter geopereerd te worden. Doch ziet, wat jeugd en een goede constitutie vermogen! In de haven Genua greep de natuur zelf in. Er kwam een ‘doorbraak’, en zo werd ik behoed voor de gevaren van het vóór-Mussolinische Italië, zijnde dit een gevaarlijk land, vol camorra's en camarilla's.
Het hospitaaltje was vierkant, en in drie hoeken stonden drie bedden. De vierde hoek was afgeschoten tot een klein kamertje, en dat was de hut van de verpleger, ‘de ziekenvader’ zoals men aan boord zegt, niet zonder humor, en niet zonder reminiscenties aan de ‘krankbezoekers’ uit de tijd van de Compagnie. Toen ik ontwaakte uit mijn bewusteloosheid en al enige tijd had liggen nadenken om mij te oriënteren, hoorde ik plotseling een stem. De ziekenvader was bezig een zieke te bevaderen.
‘Nee, 't is niet van de hoe-hoe! 't Is van de wow-wow! Eet het maar op, akelig jong, want ik ga niet weer voor je naar beneden. Je mot niet denken, zie je, dàt mot je nou niet denken!’
Ik keek eens naar de hoek schuin tegenover mijn bed, alwaar deze conversatie plaatsgreep. De ziekenvader bleek het woord te richten tot een Javaan, die in dat bed zat, met gekruiste benen. Hij bleek de beriberi-patiënt en de dokter had hem Europees eten voorgeschreven, minstens één keer per dag. Groenten en vlees en aardappelen uit de tweede klasse. Maar de beri-beri-patiënt vertrouwde de zaak maar half. Hij was, zoals later bleek, heel dicht bij de Eeuwigheid, en hij wenste zich als goed Muzelman niet te bezwaren met het eten van varkensvlees.
Vóór hem stond de ziekenvader, een jonge blanda in de blauwe uniform van de maatschappij ‘Nederland’. Hij sprak geen woord Maleis, naar het scheen. Later bleek, dat hij ook niets begreep van ziekenverplegen. 't Was mobilisatie in Nederland, en men moest nemen wat men krijgen kon. Maar hij was toch wel van goede wille. En bovendien was dit zijn eerste reis. Het was ook mijn eerste reis. Dus wisten wij niets van ‘de koloniale verhouding’. Alleen de beri-beri-patiënt wist daarvan! Zoals hij ook bewees.
De ziekenvader ging weg, maar liet het bord, met het vlees van de wow-wow, op het tafeltje vóór het bed achter. De man in het bed keek