Tirade. Jaargang 14 (nrs. 153-162)(1970)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 130] [p. 130] [Tirade maart 1970] Ode aan een vel schrijfmachinepapier Weet je, ik houd van je, mooi wit velletje Mosa Bank: geen vrouw wacht zo bereidwillig haar minnaar of man, als jij mij op het formica tafelblad. O, ik weet heus ook wel: je bent maar vijfenzestig grams: bepaald geen papier om een kenner tot extase te brengen. Maar extase vindt men voornamelijk beschreven bij sprinkhaaneters, SS-ers en tienermeisjes: ik houd mijn gevoelens liever een eindje onder het kookpunt, dan gaan ze wat langer mee. En je mag dan geen schoonheid wezen (al heb je iets van een Yves Klein) maar gewoon een gebruiksvoorwerp, dat is juist het mooie: je bent niet beledigd wanneer ik vreemde krabbels over je buik trek, en als ik je soms met een grom ineenfrommel of verscheur, is meteen weer een identiek zusje bereid om jouw plaats in te nemen, onderdanig-uitdagend wachtend tot het mij eindelijk behaagt. En dat is niet eenvoudig vaak: woorden [pagina 131] [p. 131] moeten, als leeuwen of tijgers, eerst worden getemd: een dichter is een dompteur met een balpen, en pas als ze eigener beweging door de vlammende hoepels springen heb je kans dat de show een succes wordt. En is het zover, dan ben jij niet meer nodig, is jouw taak verricht, mag je misschien hooguit gekodeerd in een laatje liggen in het Letterkundig Museum, flink verfomfaaid, met hier en daar een bierkring of een tabaksvlek. Ach, weet je, velletje Mosa, ons schuiven ze ook een keer in een laatje, maar met meer bombarie; wij beginnen ook onbeschreven en bij ons duurt het vaak ook niet lang of het mooi raakt eraf: hier een duim, daar een schroeiplek, een litteken - stront was je wel weg, maar het handschrift van de dagen en jaren niet; en misschien ook maar goed: stel je voor dat wij babyblank bleven; nee, wit is er slechts om iets anders dan wit te worden, een voorstadium, dan begint het pas. Als ik zeg: ik houd van je, is dat misschien wel omdat jij alle kanten nog uitkunt en daarmee de illusie wekt dat ook ik nog wel tien, twintig andere kanten uitkan, bijvoorbeeld: vlinders maken uit hagel of brood uit een koppelriem. Dat lijkt misschien zot en dat zal het waarschijnlijk ook zijn: met vlinders financier je geen kruisers en brood [pagina 132] [p. 132] komt alleen uit de hemel vallen waar een overvloed is aan banket. En vertel me nu niet dat ik ver van mijn uitgangspunt afgedwaald ben: wie a zegt, zegt niet alleen de a van aapje, maar ook van angstzweet en de b van brood is dezelfde b als de b van bacterieoorlog. De afstand van ieder punt in een cirkel tot aan het middelpunt is, leerde ik eens, even groot, dat wil zeggen (maar dat leerde men ons nu weer niet) even klein: Biafra ligt net zo ver van het Leidse Plein als de Koestraat en Vietnam even dicht bij 't Voorhout als het Spui of als Beverley Hills. Zo zie je, mijn Mosa Bank, maar weer waar een liefdesverklaring toe kan leiden: het wordt óf alles óf niets. Wat denk je: ondanks alles dan toch maar alles? C. Buddingh' Vorige Volgende