Tirade. Jaargang 13 (nrs. 143-152)(1969)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 625] [p. 625] [Gedichten] Kelder Je kunt nu wel proberen te vergeten hoe de kelder rook, maar - Houten treden, zonder leuning. ‘Geweckte peren, haal die eens, Rie hield er ook zo van.’ Daar ga ik weer die lucht in van bewaren. Ik blijf maar aan haar graf staan, zon er bovenop, mijn vader even hoger die een woordje spreekt. Help hem, hij komt er look niet uit. T. van Deel [pagina 626] [p. 626] Oosterbegraafplaats Als het dan toch moet, deze dag komt me wel zo goed uit. Zonnetje op het gras, jas thuis, je voelt dat er nog genoeg overblijft. Al ligt hier en daar geel blad op het grind, herfst is heel wat anders. Keurig naaldhout zorgt voor altijd groen. T. van Deel [pagina 627] [p. 627] Invullen Er gleden jaren vingers overheen, gesleten vogels, blik komt door hun veren. Ik zie al niet meer of het goudfazanten dan wel pauwen waren. Dat stelt gerust, pas als iets weg is, leer je het echt kennen. Thuis hing zo'n kleed met hertentafereel achter de divan, kaal, zonder verhaal. Daar kan weer alles mee gedaan, een bos vol roepend wild, vol vogels ingevuld. Het kost alleen wat moeite er de woorden voor te vinden, maar dat is nu gebeurd. T. van Deel [pagina 628] [p. 628] Hulst De heg geknipt, hulsttakjes vol met bessen. Natuur heeft toch iets moois. Je ziet vaak binnen wat je mist, rood eikeblad in vaas, nog over van oktober. Hoe zal het nu in Drente zijn, de wei bij Annie achter, met niets erop, gras dat maar ligt te wachten. Soms zegt een uitzicht al genoeg. Vlak voor het raam stond vroeger steil een hoogte, van zuring rood, bewegend in de wind. Dat is wat nu zo raar maakt, vreemd verlaten. Maar goed, de heg is klaar, je kunt de straat op kijken. Ook hulst in overvloed dit jaar. T. van Deel [pagina 629] [p. 629] Wat vliegt daar? Als ik straf had, boven opgesloten, was daar nog altijd Willy in het huis ernaast. Zijn open raam noodde tot overklimmen en zo zat ik mij uren te verdiepen in Wat vliegt daar?, oude druk, onduidelijke plaatjes, tussen fitis, tjiftjaf, grasmus geen verschil dan in de tekst. Boven mij een opgezette vlaamse gaai met vlekjes olieverf op zijn vleugels, want Willy zag ook kunst in de natuur. Ik heb van hem een Boom bij de Capelleberg zo onverdacht in herfst dat hij daar voor mij zit, temidden van de blaren. En, somberder, de Boerderij over het Hazepad, allang gesloopt, maar ik zie hem nog steeds. Dat neemt niet weg dat er in feite weinig over is. De gaai is wel van mij geworden, en houdt zich goed, maar ik vind dat maar vreemd. T. van Deel Vorige Volgende