Tirade. Jaargang 12 (nrs. 133-142)(1968)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] [Gedichten van Judith Herzberg] Vliegen en rijden Van boven lijken wolken niet alleen op slagroom, pakijs, bloemkool, stoom maar ook op nooit geziene polen. (Hij schreef de pool die is waanzinnig mooi en maakte zo het woordje mooi onmogelijk) In ouderwetse treinen is ook eenheid. Banken met grijs gestreept velours, coupés met leer bekleed en dan de derde klas met gele planken. Beter dan bungalows die door het raam te zien zijn. Boeken staan vol van leegte, het tanen van moraal en steden de treurigheid van bouwval. Natuur heeft weinig vormen, landhuis ons leven waarlangs we flitsen, is er één. Judith Herzberg [pagina 38] [p. 38] Kwarts glimmer veldspaat Zie verder dan ik zien kan zee langer dan ik blijf. Verdwijn zelf zittend op de rots van ooit tot nooit langer dan de tijd. Hoger en lager dan ik zingen denken kan tonen aanhoudender dan mijn aanwezigheid. Zeg even niets met stem van anders in deze uitgespreide tegenwoordigheid dit opwegen tegen graniet water gneis tussen geboren en verloren raken in zeg even niets want zo lang blijft het. Judith Herzberg [pagina 39] [p. 39] Over de sloomte en snelheid van meeuwen Ze hebben het peinzende arctische glijden hahaha uit de hoogte in langzaam voorbijgaan maar ook wel het snelle bemoeiziek gemekker van geiten. Ze kunnen zo lang op een plek blijven hangen dat hun schaduwen op de rotsen plakken. In het donkerend uur als de grond nog wel warm, alleen zee nog belicht is, spetteren zij om de lichtende klip als vonken uit een vuur. Judith Herzberg [pagina 40] [p. 40] 1944 Wees blij dat je nog leeft en was het wel, maar zong My body is over the ocean. En zocht de vogels op in hun trillende zomer. Kruisbekken, wielewalen waren er nog en ijsvogels boven de sloot. De radarverwarrende zilver- sliertjes schitterend door de nesten geweven. Een vrolijke zomer, vol groene belofte, ze vlogen waarheen en terug in hun vrede waarheen ze maar wilden, meeuwen zelfs over zee. Judith Herzberg [pagina 41] [p. 41] 1945 Wij kregen helden op de thee ze zaten samen op de canapé ze hadden helemaal geen conversatie, ik keek en keek tot ze verlegen waren ze wisten zich geen raad met zo een vrede. Judith Herzberg [pagina 42] [p. 42] De vreselijkste beelden, zei hij, laten mij niet meer los. Ik slaap er niet meer van, zei hij, zijn hoofd in zijn handen. En de arme dronken Jan, met zijn armen vol dozen vol appels moest zelf maar zien hoe hij de deur uitkwam. Wij die hier zijn liggen wakker zien: een stoel op een muur gezet een boomtak waaraan een vlag wappert een jongen met jongenshanden. Hij die daar is diep in slaap droomt dat hij hier is en iedereen heel juist wil hij opstaan, de deur open houden voor iemand met dozen vol appels. Judith Herzberg Vorige Volgende