aan het publiek te verkopen. Neen, die ladingen ‘specerijen’ waren gejat, en als J.P. Coen naar zijn ‘principalen’ schrijft: ‘Daar kan in de Indiën wat groots verricht worden’, ben ik het óók eens (onder andere!) met Du Perron, die deze woorden vertaalde met ‘daar kan wat groots gestolen worden.’
Het is allemaal een kwestie van macht en van het ontbreken van een gelijkwaardige tegenmacht. Eigenlijk is dat nog zo tot vandaag toe. De Aziaten zijn nog steeds machteloos, al beginnen de Chinezen weerbaar te worden, en al heeft Japan getoond de halve wereld te kunnen bevechten. Maar in feite is er nog steeds datzelfde vacuum waarin onze voorouders hun slechte eigenschappen zo overduidelijk hebben getoond. In onze dagen staan in dat vacuum Amerika en Rusland tegenover elkaar, en zij vechten om de prijs. Europa telt niet meer mee.
En omdat Europa niet meer meetelt in de strijd om de macht, zou Hillenius zich de luxe kunnen permitteren om zich van deze lelijke en afschuwelijke strijd af te wenden en heel de geschiedenis van Azië en Afrika van de laatste drie eeuwen vol walging van zich te werpen. Doet hij dat? Of wil hij dat? Het heeft op de tegenwoordige geschiedenis van Azië niet de minste invloed meer wat een Hollander als Hillenius wil of niet wil, maar het is toch interessant om je af te vragen wat hij nu eigenlijk denkt. Maar hij is zo onduidelijk dat ik uit zijn stuk in Tirade dat niet te weten kom. Er blijkt misschien uit dat hij wil dat de mensen anders zijn, dan zij getoond hebben te zijn sinds het begin van de geschreven geschiedenis. De aanwezigheid van de mensen op aarde is een geschiedenis van roof, moord, vernieling van natuurlijke rijkdommen en van drang naar vernietiging in het algemeen. Drang naar zelfvernietiging ook.
Er zijn altijd mensen geweest als Hillenius (als het tenminste juist is wat ik denk) die gezegd hebben: je moet anders doen dan je doet! Maar nooit hebben de roofmoordenaars en de vernielers naar dezulken geluisterd, want de hebzucht was altijd sterker en de toekomst ver weg. Maar ik zou willen dat Hillenius nu eens zo nauwkeurig mogelijk opschreef wat hij eigenlijk van mening is, en hoe het komt dat hij De Kadt zomaar een vervalser van onze geschiedenis noemt.
Want als het waar zou zijn dat Hillenius predikt: de mensen moeten veranderen van karakter, aandacht hebben voor elkaar en elkaar ontzien, zoals zij vooral ook weerloze schepsels zoals dieren en planten moeten ontzien, dan is het misschien ook waar dat De Kadt, als realistische pessimist (of pessimistische realist, hoe moet ik het zeggen), andere middelen wil gebruikt zien om hetzelfde doel (een wereld waarin ook voor dieren te leven valt) te bereiken. Dan zou De Kadt ‘prediken’: laten wij uitgaan van het duidelijk aangetoonde feit dat alle mensen roofmoordenaars en vernielers zijn, en dat hun sterkste