Blikskater, een hemel, een god, de Heilige Maagd, G.K. van het Reve en ga zo maar door. Waarom al die vragen stellen? Kunnen we niet beter wachten tot die zaken zich aan ons voordoen?
Volgens Van het Reve zijn er op vragen als ‘Wat is de zin van het leven?’ of ‘Wat is God?’ wel degelijk antwoorden, ‘zeer zinvolle zelfs - mogelijk, maar de rede kan die niet geven.’ Maar een bladzijde verder beweert hij dat ‘de voorwaarde voor het leven schijnt te zijn, dat de zin ervan ons onbekend blijft.’ Dus toch geen zinvol antwoord? Wat is trouwens een antwoord dat de rede niet kan geven? Een redeloos antwoord? Kan een redeloos antwoord zinvol zijn? Als ik vraag ‘Wat zegt De Bilt over het weer van morgen?’ en iemand antwoordt: ‘God, die de Onveroorzaakte Oorzaak en het ongeschapen Licht is, heeft het beste met ons voor’, dan heb ik daar weinig aan als ik morgen wil gaan dauwtrappen. Het is niet alleen een redeloos, maar ook een zinloos antwoord, omdat ik niet de informatie krijg die ik vraag. Zo'n antwoord kan ik met het grootste hart van de wereld niet begrijpen, en ik vraag me af of ooit iemand iets kan begrijpen wat niet van de rede is. Men moet zich immers begrijpelijk, dus redelijk, uitdrukken teneinde tot kommunikatie te komen (begrepen te worden)? Dat heeft niets met de beperktheid van de rede te maken en alles met die van de taal. De taal is een uitdrukking van de rede; redeloze dingen laten zich niet zeggen, laat staan begrijpen. Of, om met modefilosoof Wittgenstein te spreken: ‘Was sich überhaupt sagen lässt, lässt sich klar sagen; und wovon man nicht reden kann, darüber muss man schweigen.’ (Voorwoord Tractatus Logico-Philosophicus). En nu we toch bezig zijn met Wittgenstein, het bestaan van datgene waarover men niet spreken kan, ontkent hij niet: ‘Es gibt allerdings Unaussprechliches. Dies zeigt sich, es ist das Mystische.’ (Tractatus 6.522) en ‘Nicht wie die Welt ist, ist das Mystische, sondern dass sie ist.’ (Tract. 6.44). Niet datgene wat niet van de rede is (het
mystieke) wordt ontkend, zoals Van het Reve misschien dacht, wel de mogelijkheid er zinnig over te spreken.
Er is nog meer aan de hand met die schijnproblemen. Als Van het Reve de vraag stelt ‘Wat is God?’, dan heb ik een aan zekerheid grenzend vermoeden dat hij helemaal niet benieuwd is naar het antwoord van wie dan ook. Voordat hij de vraag gesteld heeft, dacht hij het antwoord zelf al te weten: de Onveroorzaakte Oorzaak enzovoort. Hij houdt ons voor het lapje, want hij stelt helemaal geen vraag. En wij ondertussen maar piekeren over dat antwoord. Zinloze vragen zijn geen vragen, maar stellingen. Iemand die zegt ‘Bestaat God?’, bedoelt eigenlijk te zeggen ‘God bestaat’, maar door zijn stelling in een vragende vorm te gieten, wekt hij de sympatieke schijn zijn mening niet aan anderen op te willen dringen. Dat is valse bescheidenheid. Bij iemand die niet in een god gelooft, zal de gedachte niet opkomen te vragen ‘Bestaat God?’ Als het schijnprobleem ter sprake komt, zegt hij onbescheiden ‘God bestaat