Tirade. Jaargang 11 (nrs. 121-132)(1967)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 382] [p. 382] Drie gedichten H. v.d. Waarsenburg eindelijk varende op kotter BR 117 na een dag de schilder te hebben uitgehangen de schrobnetten schuren in hoop naar garnalen onder mijn trieste benen ik kijk naar de vissers hun koppen in het water en inderdaad gelooid over de reling (zo hoort het op zee) en reeds menig mene-tekel uit de noordzee gevist met ingewerkte zeemansgraven een prachtig boeket voor het avondland de bloem van het pislandje echter ontbreekt op de rand van vaderland deint de kotter verder. [pagina 383] [p. 383] mijn hoed is niet nieuw ik draai hem om ik ruik aan de rand mijn grootvader principieel voorstander van iedere dood mits die maar redelijkerwijze zich aankondigt. [pagina 384] [p. 384] ik heb mijn lakeien de laan uitgestuurd ze rentenieren nu op een stukje bos waar ze zelf met de papierprikker rondlopen en water uit hun verleden pompen krachtstations voor hun toekomst met schors en schort en geen eerste palen heien maar de lyriek van een stille normale voortplanting onder geroep van de oude uil die klapwiekend over de kerken schijt. Vorige Volgende