Tirade. Jaargang 11 (nrs. 121-132)(1967)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 380] [p. 380] De regenworm ‘De alomtegenwoordige’ - het is een epitheton ornans, dat men zich eeuwen gedacht heeft bij God, maar dat nu toch beter bij hem lijkt te passen, die van lang voor welke jaartelling ook onze aardkost geduldig omploegt. Niet omdat hij zozeer is gesteld op de mens. (waarom zou hij?), maar gewoon omdat hij graag bladaarde eet: de een zijn dieet is de ander zijn brood: per vierkante meter werkt hij per jaar zo'n twee kilo humus naar boven. Deze borstelpotige consument van de eerste orde, die zich pleegt te baden in dauw, wat toch nog iets anders dan ezelinnemelk is, en die, wanneer men hem goed dresseert, tussen links en rechts weet te kiezen. Een hermafrodiet, maar een die, als men hem ‘Go fuck yourself!’ toevoegen zou, het niet deed, al verstond hij ons opperbest: hij paart zij aan zij met een hij, die, net als hij, tevens een zij is: ook hier leidt de liefde tot vreemde kronkels. [pagina 381] [p. 381] Als jongen heb ik hem soms gezocht wanneer ik ging vissen: je trok een pol gras uit de grond, en daar wriemelde hij tussen wortels en kluiten, maar meestal nam ik toch liever deeg van een homp oud brood met een druppeltje reigervet. Toegegeven: ik zou niet graag anders zijn dan de heer der schepping, en aan merels en spitsmuizen gun ik hem best, maar verder mag hij van mij wroeten en graven zoveel als zijn hartje (dat hij niet heeft) maar begeert. C. Buddingh' Vorige Volgende