Tirade. Jaargang 11 (nrs. 121-132)(1967)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 358] [p. 358] [Gedichten van Rutger Kopland] Lente Je hebt het landschap verstoord, het gehucht lag te slapen, je liep er door en het is ontwaakt, meewarige blikken achter vitrages hebben me doorboord, argeloze kinderen me woord voor woord uitgelachen, hofhonden braken los en blaften uitzinnig, vee dat dieper leek te slapen dan de dood verrees in zwart lakense pakken en snoof van woede, de rivier reikte gretig over haar oevers naar de dijk waarop ik liep Ik had je tegen willen houden willen schreeuwen blijf blijf kom terug, maar toen ik riep was het een groet, toen ik je greep was het een gebaar van afscheid en toen ik je gezicht zocht waren mijn ogen vochtig, kon ik een onbeduidend detail aan de horizon niet loslaten. Rutger Kopland [pagina 359] [p. 359] Adieu In de gloednieuwe glanzende ijs salon, de eeuwig besneeuwde toppen van italiaanse alpen aan de wand en bleekblauwe vlaggetjes boven de bar als zaten we niet in deze mistroostige stad niet in het halfduister van een zonloze middag Ik zat er trouwens alleen, te kijken in het uitzicht, met name naar jullie vrouwen, hoe teruggetrokken jullie lichamen, hoe afwezig jullie gezichten, hoe vluchtig jullie voeten op een dag als deze Hoe is het godsmogelijk dat iemand werkelijk alleen kan zijn, in ieder geval stond een stoel aan mijn tafel erbij alsof ze nog komen zou, maar evengoed alsof ze weggegaan was. Rutger Kopland Vorige Volgende