publiek mee. Wanneer ik een film van Fellini zie ontgaat mij de lust van het schilderen.
Vraag: Vind je het dan belangrijk om een groot publiek te bereiken?
Antwoord: Zo groot mogelijk, ja; maar wat is een groot publiek? Bij de Mondriaan-expositie hier in Den Haag kwam nog niet de helft van wat Feijenoord gewoonlijk zondags trekt en dat vonden ze al geweldig veel. Toch schijnt de belangstelling toe te nemen, daar helpt de televisie ook bij. Ze zouden eigenlijk in een televisie uitzending eens een paar galeries moeten afgaan en laten zien dat je er zo maar naar binnen kunt lopen, dat je niets hoeft te kopen, dat het niet duur hoeft te zijn en uitleggen hoe de rijkssubsidieregeling werkt. Gewoon een praktisch programma.
Vraag: Wat vind je van pop-art?
Antwoord: Het belangrijke van de pop-antisten vind ik dat zij het onderwerpenskala hebben uitgebreid. Oldenburg vind ik wel een van de besten.
Vraag: Welke schilders vind je verder belangrijk op het ogenblik?
Antwoord: Van de ouderen: Picasso, Chagall, Miro; te veel om op te noemen. Van na W.O. II: Westerik, Maryan, Bacon, Martineau, Arroyo, Jorn, Dubuffet, Eduardo Paollozi, Kees van Bohemen, Woody van Amen, Tisserand.
Vraag: Wat vind je van het aankoopbeleid van de nederlandse musea?
Antwoord: Ik krijg vaak de indruk dat de museummensen een schilder of schilderij beoordelen hoe hij het in reproducties tussen de andere ‘grote jongens’ in bekende kunstbladen zal doen. De collectie wordt eerder door de redacties van bekende kunsttijdschriften als ‘art-international’ bepaald dan door de kundige visie van een museumdirecteur. Een schilder die een beetje buiten het modieuze wereldje valt, wiens schilderijen niet elegant genoeg zijn, komt niet gauw aan bod.
Veel schilders houden hier rekening mee, de vondst wordt vaak tot persoonlijkheid, stijlkenmerk, verheven en in den treure herhaald met de scherpe kantjes eraf om de verkoop te stimuleren.