Ik geloof dat dit verschijnsel, dat op zichzelf niets te maken heeft met begaving of vakkundigheid, het waardeverschil tussen kunst en onkunst bepaalt en het werk van Marjan de Glopper verheft tot het enige soort schoonheid dat ik belangwekkend vind in schilderijen of andere kunstuitingen. Dat is te zeggen de schoonheid van een zichtbaar diepere belangstelling en liefde van de maker voor zijn onderwerp dan voor zijn eigen persoon.
Weliswaar wijst de tijd de verschillen uit - zo gek zijn mensen nu ook weer niet of ze laten zich zelden generaties lang beduvelen op het punt van mooi of lelijk -, maar het schijnt dat niemand, of het moest onverhoopt de schilder zelf zijn, daarop wil wachten.
Eigenlijk is iedere vorm van officiële kritiek in wezen belachelijk: een aanmatiging en meestal ook nog een bewijs van begripsverwarring en ontoereikendheid als iets mooi is - en het toppunt van zakkigheid als het over rommel gaat, want waarom in godsnaam zou iemand zich daar, op een onvriendelijke manier nog wel, mee bemoeien.
Maar wie geen hart heeft en geen verstand kan het moeilijk tonen en de algemeen heersende onkunde eist dus een verklaring: dìt ding, wàt is het en waaròm? en om door groeiende drommen halvegaren bekeken en begrepen te kunnen worden vereist langzamerhand iedere vorm van kunst motivering en commentaar. Want de onzekerheid stijgt nog dagelijks met het toenemend aantal mensen dat het op zich neemt om een verward publiek schilderijtjes voor te schotelen die, of ze nu voorlopig wel of niet voor kunst worden versleten omdat ze meer of minder geslaagd lijken, met weinig anders te maken hebben dan met een hoogst ingewikkelde vorm van zelfbevrediging, hetgeen iets is waarvan een kunstenaar toch moeilijk kan verwachten dat het een ander tot vreugde of heil zal strekken, en een publiek, al is het dan ziende blind, nog minder.
Welnu. Wat Dostojewski zegt, dat hel, dat wil zeggen iedere mogelijke vorm van ons omringende rottigheid en lelijkte, de consequentie is van het onvermogen om lief te hebben, komt er op neer dat, zelfs als lelijkheid en slechtheid integrerend zijn in ons bestaan, liefde de enige potentie is die het verwerpelijke, het onvolmaakte, kortom de hele rotzooi,