Portefolio
onder redaktie van 23 Nicolaas Wijnberg
Pat Andrea
1.
Wanneer en waar bent u geboren?
25 juni 1942, Den Haag.
2.
Welke opleiding heeft u gehad?
Kon. Academie voor Beeldende Kunsten, Den Haag.
3.
In welke opzichten heeft u invloed gehad van uw milieu?
In alle gangbare opzichten. Verder is mijn vader schilder (zie Tirade zomernummer 1965).
4.
Welke schilder heeft invloed gehad op uw vroegste werk? En waarom?
Piero della Francesca, Jan van Eyck, Bosch, Westerik (leraar). Vormkwestie.
5.
Zijn er ook nu nog invloeden?
Ik ben nog steeds aan mijn vroegste werk bezig.
6.
Welke schrijvers leest u het liefst?
Dat wisselt. Op het ogenblik Kafka ‘ontdekt’ als visueel kunstenaar, d.w.z. iemand die zijn ogen gebruikt.
7.
Welke componisten en muzikanten hoort u het liefst?
Van Bach tot Beatles, zonder de romantici.
8.
Houdt u van theater en wat ziet u het liefst?
Ik houd wel van theater, maar kom er weinig. ‘Totaal-theater’ heeft de voorkeur. Ga wel héél veel naar de film.
9.
Heeft u ooit buiten Holland gewerkt? Waarom? Waar?
Vingeroefeningen, verder niet. Het was er altijd te warm.
10.
Welke hedendaagse kunstenaars vindt u belangrijk?
Weet ik niet, ze zijn te hedendaags. Maar er gebeurt wel iets vandaag de dag, alleen kan ik geen namen noemen.
11.
Vindt u het geestelijk klimaat in Nederland stimulerend voor een kunstenaar?
Het werkt op mij in ieder geval niet remmend.
12.
Hoe staat u tegenover de abstracte kunst en waarom?
Daar blijf ik tegenover staan, daar kan ik niet inkomen.
13.
Rekent u pop-art tot de beeldende kunst?
Wat is beeldende kunst?
[pagina *1]
[p. *1]
detail meisje met kat, 1963
[pagina *2]
[p. *2]
vrouw in gras, 34 × 42, 1963
[pagina *3]
[p. *3]
meisje met kat, 34 × 42, 1963
[pagina *4]
[p. *4]
een verlicht raam, 50 × 40, 1964
[pagina *5]
[p. *5]
vrouw en berenklauw, 34 × 42, 1963
[pagina *6]
[p. *6]
meisje met schaduw, 134 × 94, 1965
[pagina *7]
[p. *7]
kindermoord in Bethlehem, 57.5 × 45.5, 1965
[pagina *8]
[p. *8]
vrouw en planten, 91 × 121, 1964
[pagina 49]
[p. 49]
14.
Vindt u het belangrijk dat uw werk in een museum hangt?
Er wordt in een museum gelegenheid geboden tot een voortdurend contact met zoveel mogelijk mensen. Dat is plezierig.
15.
Heeft u speciale plannen en welke?
De tekenfilm heeft mijn grote belangstelling. Eigen tekeningen te laten bewegen, een onderdeel van een eigen schilderij iets te laten doen: dat moet een grandioze sensatie zijn.
16.
Ziet u een levende traditie in Nederland en waar bevindt die zich?
Er zijn in Nederland altijd schilders van klasse geweest: dat zou je een traditie kunnen noemen.
17.
Wat is het motief dat u emotioneel het meest doet en dat in uw werk eventueel een centrale plaats inneemt?
Het motief is in ieder schilderij weer anders. Ik wil mij niet binden. Ik werk vrij langzaam en probeer in ieder schilderij met dat thema klaar te komen. Het heeft wel altijd met mensen te maken, gezichten, ogen.
18.
Als u een collectie van 12 werken mocht samenstellen wat zou u dan kiezen?
Daar zou ik nooit uitkomen, 12 is veel te weinig. Maar er zou in ieder geval wat bij zijn van Piero della Francesca, Ucello, van Van Eyck, Bosch, Breughel, tekeningen van Rembrandt, van Vermeer, Goya, Rousseau... en vele anderen.