Tirade. Jaargang 9 (nrs. 97-108)(1965)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 150] [p. 150] Vladimir Majakovski Een wolk in broek Vierluik met poëtische held III Ach waartoe toch vanwaar toch in het blije en tere die uithaal van drekkige vuisten. Daar kwam mijn hoofd met wanhoop stofferen een denken aan gekkenhuizen. En zoals bij het vergaan van een duikboot de bemanning zich stikkend een uitweg vloekt naar het gapende luik omhoog kroop verwilderd Boerljoek door zijn ene tot schreeuw verscheurd oog. Riskeerde bij zijn wimpers een bloedbad kroop er doorheen rechtte zich op de voet en met een zachtheid die je niet in zo'n dikkerd vermoed had sprak hij in het gaan ‘Het is goed.’ [pagina 151] [p. 151] Goed is het de ziel in saffraangeel jak te hullen tegen juridische schouw. Goed is het om in het gebit van 't schavot gekwakt te brullen ‘drinkt van Houtens cacao!’ En dat ogenblik, onevenaarbaar luid en bengaals daar ruilde ik niets voor niets voor... Maar uit de dwalm van sigaren rekte schraal als een fluit zijn verzopen tronie Severjanin, Igor. Dichter noemt zich dat - zo'n zoetevooizer durft lamlendig kwetteren als merel. Zich inwendig te tailleren tot ploertendojer vergt de wereld. [pagina 152] [p. 152] u wiens denken tobt rond één teneur ‘hoe exquis is dan mijn dans welt’ - kijk hoe ik mij verstrooi pleinsouteneur tricheur van het kansspel Van u verliefdheidsdoorweekten wier traan geen millenium droogt ga ik vandaan en als monocle steek ik de zon in mijn wijdgespalkt oog. In een ongeloofwaardige opschik de aarde rond brandend aandacht te trekken loop ik met voor mij uit aan de lijn Napoleon als tekkel. Als een vrouw die zich wil laten pakken zal met lillend vlees zich gans de aarde strekken; leven gaan de dingen met de lippen smakken van ‘lekka lekka’. [pagina 153] [p. 153] Plots maakten wolken en dampig enzovoorts en aan de lucht een ongehoorde troep van alsof zich witte arbeiders verstoord verspreiden die zojuist de hemel een woeste staking hébben uitgeroepen. Kroop de donder driftig uit de wolken snoot zijn kolossale kokkerd dierlijk en even trok des hemels aanschijn de verbolgen tronie van een ijzeren Bismarck. En verstrikt in wolkenketens strekte zeker iemand zijn hand naar het café uit - vrouwehjk haast haast teder haast kanonsaffuit. U dacht? De zon komt guitig aaien de koontjes van 't café? Weermaals muiters neer te maaien naakt le général Galiffet! Onledigen! de handen uit de broek! Grijpt klinker, mes of bom beet en zijn iemands handen zoek dan vecht-ie met z'n romp mee. [pagina 154] [p. 154] Hela! Windeneters dagloonzweters strik-me-de-veters verzumd in vlooienketen! Kom op! Wij verven dinsdag woensdag om tot feestdag met de bloedkwast! Laat de aaide maar bedenken wie zij dacht te txivialiseien als ons dolkmes in haai schoot trilt! Deze aaide vet gemakt en welig als een deern onder de douceuitjes van haar Rothschild! Dundoek klappei als een kooits van kogels als bij elk fatsoenlijk volksvertier. Hijsen maar, lantarenpalen, hoger het bebloed karkas der kruideniers! Heb ze stijf gevloekt geflikflooid ik de bekkensnijjer vloog ze grommend in hun donder Aan de trans ging, rode Marseillaise, de zon kiepeiend in haai krampen onder. Gekkenhuis. [pagina 155] [p. 155] Alles verkeken. Komt de nacht - proever eerst dan vraat. Ziet u wel? - weer bedrijft de hemel Judasstreken met een handvol ster bezoedeld door verraad. Houdt gekomen zijn Mamajbanket met z'n achterst op de stad. Op deze nacht, zwart als Azéf, hebben de ogen geen vat. Verstoten egel in de uithoek van de kroeg drenk ik met wijn en ziel en tafelkleed en zie hoe - ogen rond - vanuit haar hoek de Moeder Gods zich naar mijn hart toevreet. Waartoe een aureool voor bargespuis volgens gekladschilderd sjabloon? Kijk maar - weer kiest het voor Barrabas tegen de bespuwde Mensenzoon. [pagina 156] [p. 156] Met opzet ben ik van gezicht wellicht de meest gewone in deze mensenzooi. Wellicht van al uw zonen ben ik het allermooist. Doe hen die in genoegens zijn bemost een xasse dood erlangen opdat het wassend kroost van knaap tot vader wordt - de meisjes zwanger. En geef de nieuwgeborenen als dracht 't aartsvaderlijk en vorsend grijs der sterken. En komen zullen zij en straks hun nageslacht vernoemen naar de namen mijner werken. Van machine en Engeland minstreel ben ik wellicht zonder dollen in een allerplatst evangelie de dertiende apostel. En wanneer uur aan uur een etmaal lang mijn stem met scherp obsceen blijft schieten snuift Jezus Christus van mijn ziel wel de vergeetmijnieten. Vertaling: Marko Fondse Vorige Volgende