Tirade. Jaargang 8 (nrs. 85-96)
(1964)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 500]
| |
KroniekenOpnieuw Boris VianDat toneelstukken aan hun tijd gebonden zijn is een feit dat men ieder seizoen wel weer eenmaal opnieuw kan ervaren; dat kunst ook aan de plaats van herkomst gebonden kan zijn valt meestal het best te constateren in de bioscoop. Bij films met humoristische bedoelingen, afkomstig uit een betrekkelijk on-exotisch land als Spanje, het meest ondubbelzinnig, wat mij betreft; een duidelijk toneelvoorbeeld van het verschijnsel leverde de opvoering door ‘Studio’ van Boris Vian's ‘Les bâtisseurs d'Empire’. In ‘De bouwers van het rijk of de Schmürz’Ga naar voetnoot1) verschijnt, zoals men zich herinnert, een familie ten tonele die op de vlucht slaat voor een zenuwslopend geluid en steeds hoger en benarder komt te wonen, tot ieder leven onmogelijk is geworden. ‘Les bâtisseurs d'Empire’ is het stuk van de leugens die men zichzelf verkoopt teneinde optimistisch te kunnen blijven. In dat opzicht lijkt het wel op het toneel van Pinter, met name op ‘The caretaker’. Ook de manier waarop de personages door de mand vallen - als zij praten begint de associatieketen te haperen - is met die van Pinter verwant. Het verschil is dat de figuren van Pinter herkenbaar zijn voor Nederlanders, die van Vian niet. Wat de personages van Pinter trachten te bewijzen is dat hun machtsvertoon op werkelijkheid berust, wat zij waar moeten maken in hun psychologisch gelijk. De personages van Vian streven een ander doel na. Zij willen hun intellectuele comfort veilig stellen, zij trachten met hun logica de realiteit in bedwang te houden; de vorm van hun redeneringen, niet de inhoud ervan moet hen onkwetsbaar maken. ‘Les bâtisseurs d'Empire’ is met andere woorden een stuk van en voor Franse bourgeois. Het is een voor Hollanders slecht toegankelijk stuk omdat de figuren zelfs als parodie in Holland ondenkbaar zijn. Kan men zich hier een puberterende dochter voorstellen die haar ouders met logische analyses te lijf gaat, en een gedienstige die met wellust synoniemen laat rollen en een marxistische terminologie te baat neemt om het dienstverband te beëindigen? ‘Les bâtisseurs d'Empire’ is een persiflage op het ‘soyons logiques’ dat in Frankrijk altijd uitkomst moet brengen. Daarom waarschijnlijk heeft Vian de psychologie schematisch gehouden en vertonen alleen de redeneringen hier en daar sporen van subtiliteit. Voor een Frans publiek is dat niet hinderlijk, en misschien wel gewenst. In Holland brengt een dergelijke methode alleen wat snobistisch gelach teweeg. Daar komt nog iets bij. Het is tegenwoordig mode toneel- | |
[pagina 501]
| |
stukken te verhollandsen. Bij Angelsaksisch werk lukt dat soms vrij aardig. In ‘Billy Liar’ b.v. - om nu een voorbeeld te nemen waarin heel wat te transponeren viel - was de verhollandsing geslaagd; Nederlands-burgerlijk en Engels-burgerlijk liggen blijkbaar niet zover uiteen. Maar in een stuk als ‘Les bâtisseurs d'Empire’, waarvan de contekst zo duidelijk vreemd blijft, is het absurd de provincie aan te duiden met ‘Lekkerkerk’ en een dienstmeisje als ‘Trien’. Dit is des te hinderlijker als op vitale punten de transpositie achterwege blijft. Een voorbeeld: In het eerste bedrijf wordt een maaltijd opgediend bestaande uit nouilles. Op het toneel wordt gesproken over noedels. Dit woord suggereert voor Nederlanders iets exotisch; de term ‘nouilles’ daarentegen wijst op een deprimerende stand van zaken, op een maaltijd die alleen uit sombere maagvulling bestaat. Een kliekje bruine bonen zou een redelijke vertaling geweest zijn. ‘Les bâtisseurs d'Empire’ heeft dus voor mijn gevoel de reis naar Nederland niet overleefd. Dat bewijst overigens niet zoveel. Tenslotte is ‘The caretaker’ in Parijs gevallen als een baksteen.
J.E. Kool-Smit |
|