Tirade. Jaargang 8 (nrs. 85-96)
(1964)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermdMourir a MadridIk ben, zoals zoveel Nederlanders, iemand die zijn agressiviteit in woorden beleeft, bij wie de haat nooit in geweld omslaat - eigenlijk dus iemand die zijn mond moet houden over Mourir à MadridGa naar eind1), een film over de Spaanse burgeroorlog. In een burgeroorlog slaat men opeens de schedel in van de gehate buurman, de rode of de clericaal, die men tot dusver van achter de heg beloerde. Die stap van gedroomde of vertaalde agressie tot werkelijke vernietiging - die hebben de meeste Nederlanders nooit gedaan: maar wel moeten ze schrijven, lezen en oordelen over de Spaanse burgeroorlog. Nu is het ook weer niet zo aanmatigend, om Mourir à Madrid als voorwerp van bespreking te noemen: de maker, Frédéric Rossif, heeft zelf al niet geprobeerd dat oorspronkelijke geweld, die eerste slag waarin haat tussen medeburgers een verbijsterend eenvoudige oplossing vond, in zijn film te verwerken. Zijn goed gecomponeerde collage van filmfragmenten laat de burgeroorlog zien in zijn volle ontplooiing, als formele oorlog tussen regering en tegen-regering, met veldslagen, soldaten, officieren, politici en diplomaten. Een burgeroorlog is in aanleg een oorlog vermengd met rebellie, revolte of revolutie - in Spanje vond de rebellie der generaals zijn eerste tegenstand in de revolutie der arbeiders. In het begin is er de bevrijdende sensatie dat het maatschappelijk contract opgezegd kan worden en men mensen kan doden uit politiek venijn, als sociale vijand. Daarna, als steeds meer verantwoordelijke functionarissen in binnen- en buitenland er zich mee gaan bemoeien en de strijders in eenheden groeperen, wordt het geweld steeds abstracter, steeds minder vermengd met persoonlijke haat: het wordt de onpersoonlijke vernietiging door de sproeiende mitrailleur en de bommenregen. Die officiële fase is abstract genoeg om er op een zelfverzekerde manier een samenvatting van te geven - en Rossif heeft dat dan ook gedaan. Zoals hij zich niet met behulp van poëzie of sociale psychologie | |
[pagina 407]
| |
heeft durven verdiepen in de burgeroorlog als een oorlog tussen mensen, zo waagt hij zich ook niet aan eigen maatschappelijke analyse van de strijdende partijen. Hij beperkt zich tot de nomenclatuur van de verschillende groepen, aangevuld met hun strijdkreten en programmapunten - maar de Spanjaarden, die Franco steunden worden sociaal niet preciezer gelocaliseerd dan als ‘bourgeoisie nationaliste’ en de aanhangers van de Republiek worden door Rossif en zijn tekstschrijfster Madeleine Chapsal ongeveer samengevat als ‘tous ceux qui ont faim’. Wie zo ruim te werk gaat, moet in zijn interpretatie van de burgeroorlog (en wat is de burgeroorlog anders dan een interpretatie van een serie feiten?) wel terugvallen op de visie van hen die in de praktijk de zaken reeds gesimplificeerd hebben: de regeerders, die hun heterogene aanhang bijeen hielden met eenvoudige formules, grootste gemene delers en kleinste gemene veelvouden. Nu besef ik wel, dat iemand die een boeiend filmverslag wil maken door expressieve fragmenten aan elkaar te plakken, zijn verhaal niet graag opoffert aan de uiteenzetting van complicaties - maar ook in de tekst wordt wel wat al te gemakkelijk aan elkaar gelijmd. Madeleine Chapsal citeert bijvoorbeeld de motie der arbeiders: ‘Miliciens, oui! soldats, jamais’ en zij laat daar plompverloren op volgen: ‘Il faut tout de même en faire des soldats’. Daarmee wordt in een handomdraai de hele strijd tussen anarcho-syndicalisten en regeerders-communisten met een dooddoener beslist. De filmmakers zijn niet ingegaan op de interne strijd in het Republikeinse kamp en zij brengen geen differentiatie aan tussen de nationalisten: het lijkt me, dat zij hun film in dienst hebben willen stellen van een actueel doel - de vorming van een zo breed mogelijke oppositie tegen een globaal gedefinieerd Franco-regime. Dit is niet als critiek bedoeld, maar wel als een aanduiding van wat men verwachten moet: Mourir à Madrid is geen filmpoëzie die probeert door te dringen in het wezen van de haat en het geweld, het is geen onbevangen maatschappelijke of historische analyse met filmmateriaal als illustratie - het is een echte film, een vechtfilm met karakters uit één stuk. Als zodanig meeslepend en dus effectief. P. Nijhoff |
|