eisen. Het is een levend, geloofwaardig wezen geworden. Toegegeven. Maar hij mist één belangrijke dimensie: de willekeur, de zelfstandigheid, die een persoon in een mens verandert. Hij is, zoals het een Christen betaamt, de dienaar van zijn Schepper. Maar hier is de schepper niet God maar Golding. En wat de andere figuren betreft - de bouwmeester Roger Mason (de naam is al voldoende - mason: steenhouwer), Pangall en zijn jonge vrouw Goody, die voor Jocelin eerst de exotische verleiding, later de hekserij vertegenwoordigt, the Lady Alison, Rachel Mason - het zou ronduit absurd zijn, om te klagen dat dit maar symbolen zijn gebleven, want dat is toch juist de bedoeling. Dit is immers een allegorie waarin alles veel dichter bij het middeleeuwse zinnespel ligt dan bij de 20e eeuwse roman, Joyce en Beckett niet uitgezonderd. En Jocelin ligt ook veel dichter bij Elckerlijc, al is hij dan een geestelijke. Bovendien, de stijl herinnert er de lezer steeds weer aan dat Golding als hij dit werk honderd jaar geleden geschreven had, er zeker de vorm voor zou hebben gekozen van het lange, verhalende gedicht.
Trouwens, het zwakste aspekt van The Spire lijkt mij de nauwkeurige, precieuze beschrijving van het decor - een poging misschien tot wat realisme, of nog steeds maar symboliek? Waarom toch al dit opnoemen van de verschillende onderdelen van een kathedraal - met zijn ‘triforium’, zijn ‘crossways’, zijn ‘Provoste chantry’? Waarom al deze nadruk leggen op de namen van de verschillende ambten - de ‘dean’, de ‘precentor’, de ‘vicars choral’, de ‘Principal Persons’? Waarom deze minutieuze, op den duur oervervelende beschrijving van de bouw, met zijn ‘maulmen’, zijn ‘hodmen’, zijn ‘delvers’? Moet dit alles fungeren als een tegenwicht voor andere, poëtische elementen van de stijl elders? Voor zinnen bij voorbeeld als: ‘a little gesture of disclaim’, ‘in the last flutters of disturbed air’, ‘he lay on an absence of back’? Voor het herhaaldelijk toeschrijven van menselijke attributen aan natuurlijke verschijnselen, de zon, de wind, de regen? Voor zinnen als ‘he looked at the pillars and found himself thinking that perhaps they felt as he did’, die eerder storend dan opbouwend zijn, al geven zij maar Jocelin's ‘denken’ weer? Of moet men ze zien als zuiver poëtische elementen van een zuiver poëtische stijl? En zijn het maar kleine details, nietigheden, of eerder aanwijzingen - en hier komen mijn akelige vermoedens opdoemen - dat er toch iets onzuivers in dit werk schuilt: de poging van de gelovige, de preker, door zijn taal, en dus niet door zijn betoog, te overtuigen, te overwinnen?
Aan het begin van zijn schrijverschap kon men foto's van Golding zien waarin hij als denker, met de pijp in de mond, zat te peinzen. Later kwamen foto's van een joviale maar heel intelligente kop, met een breed voorhoofd en een dikke baard, het type van de wijze schoolmeester die ook scheppend kunstenaar is. Bij het verschijnen van The Spire ziet men de grote kop van een