Tirade. Jaargang 8 (nrs. 85-96)
(1964)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 250]
| |
Charles B. Timmer.
| |
[pagina 251]
| |
Onder het Stalin-bewind in de dertiger jaren kwamen dergelijke blunders herhaaldelijk voor. In 1936 kocht ik in Leningrad een uitgave van de Co-operative Publishing Society of foreign Workers in the U.S.S.R.: Charles Dickens, The Pickwick Papers. Toen ik thuis kwam en deze ‘Pickwick Papers’ wilde gaan lezen, bleek die titel alleen maar op de band te staan, de rest van het boek bestond uit Robinson Crusoe van Daniel Defoe. Ook misdrukken waren in de jaren dertig schering en inslag. In 1935 kocht ik de gedichten van Béranger in Russische vertaling, in een uitgave van ‘Academia’, een later opgeheven uitgeverij die over het algemeen typografisch voortreffelijk verzorgde boeken bracht. De twee delen Béranger zagen er echter vreemd uit: deel I had een donkerblauwe band, deel II een rode, was bovendien van een ander formaat en had een andere bandtekening. In dit deel was het zetsel scheef op de pagina's terecht gekomen, met het gevolg dat van verscheidene gedichten de onder- of bovenhelft ontbrak die men dan elders op zijn kop geplaatst kon terugvinden. Het deraillement bij het tijdschrift Filmkunst eind 1963 laat zien dat men nu, bijna vijftig jaar na de revolutie nog steeds worstelt met het probleem van de ondeugdelijke technische produktie. Het feit van de enorme technische prestaties van de Russen op allerlei gebied maakt het raadsel alleen maar groter en doet neigen tot de gedachte dat het hierbij niet om een technisch tekort gaat, maar om een sociaal-psychologische kortsluiting. Niet de techniek faalt in Rusland, niet de wetenschap schiet te kort, maar het menselijke handelen. En wanneer men de Sowjetrussische Historische Encyklopedie, afgedrukt in het tijdschrift Filmkunst, bij het trefwoord Hegel opslaat, moet men de Russen gelijk geven, als zij deze filosoof verwijten ‘niet de negatieve kant van de arbeid te hebben gezien.’ | |
[pagina 252]
| |
De filmwaarheid en gewoon de waarheidDeze woorden zouden ook het ‘Leitmotiv’ kunnen zijn van een ander artikel in Filmkunst van december 1963, een opstel over een nieuwe Sowjetfilm. Deze film heet Helden sterven niet en is gewijd aan ‘de voortreffelijke Sowjetrussische legeraanvoerders, wier namen gewelddadig uit de geschiedenis waren geschrapt’, - een taktvolle omschrijving voor het feit dat deze legeraanvoerders, Toechatsjewski, Jakir, Blücher, Jegorow e.a. in de dertiger jaren uit naam van de partij in de kelders van de GPU met een schot in de nek zijn afgemaakt. Nu probeert dezelfde partij met voor een deel dezelfde mensen in haar gelederen de slachtoffers van deze terreur door geselekteerde film-‘shots’ weer tot leven te wekken, immers, zo heet het in het artikel: ‘het volk moet zijn geschiedenis en zijn helden kennen’. Het opstel bevat verder nog de naïeve opmerking: ‘Om de helden van de film weer in levende lijve te kunnen aanschouwen, komen de mensen keer op keer in de bioskoop terug om de film nog eens te zien...’ Welke vragen de mensen zich daarbij stellen, wat ‘het volk’ bij het terugzien van deze nu geïdealiseerde helden (de filmwaarheid) denkt die nog geen dertig jaar geleden o.a. door Chroesjtsjow en duizenden nu nog levende partijleden voor uitvaagsel van de maatschappij werden uitgemaakt (gewoon de waarheid), dit vermeldt het artikel niet. Het zou mij niet verwonderen, als het regeringstijdperk van Chroesjtsjow eens de geschiedenis inging als het tijdperk van het cynisme en het Sowjet-Farizeïsme. ‘Helden sterven niet’ - mooi, maar waar zijn zij, al die betrekkelijk nog jonge mannen van toen? Inplaats van met oude newsreels uit de twintiger en dertiger jaren een schijnwerkelijkheid voor te toveren, moest men hun geraamten aan het volk vertonen met een kogelgat achter in de schedel: Helden sterven niet - kijk, hier zijn ze... Men zou nog enig begrip voor de situatie met deze moeilijke erfenis kunnen hebben, indien het huidige regime zich volledig van het verleden had gedistancieerd. Dit is echter niet het geval. Terecht wordt in een artikel over de Russische generaals en maarschalken in het tijdschrift Osteuropa van maart 1964 gewezen op de parallel tussen het lot van deze hooggeplaatste militairen uit de dertiger jaren en het lot van | |
[pagina 253]
| |
maarschalk Zjoekow nu. Want waar is deze bij het Russische volk bij uitstek populaire legeraanvoerder uit de tweede wereldoorlog na oktober 1957 gebleven? Hij werd weliswaar niet doodgeschoten, maar vertoeft ergens naamloos in de verbanning, levend begraven. Wellicht zal in 1980 of zo opnieuw een film aan den volke worden getoond, dan met maarschalk Zjoekow op het doek die dan als ‘een der grootste zonen van het vaderland’ zal worden geannonceerd. Zo gaat de geschiedenis verder en plant het geknoei zich voort. En het volk, het Russische volk, waarvan de machthebbers altijd zo voortreffelijk weten, wat het denkt en voelt en nodig heeft en verlangt? Men kan, met Poesjkin aan het eind van diens drama Boris Godoenow alleen maar zeggen: Narod bezmòlwstwoejet - Het volk volhardt in zwijgen. | |
Lenin spreekt, wanneer de partij dit wenstIn september 1963 drukte de London Jewish Observer een fragment van een brief af die de redaktie van een verbaasde en bedroefde lezer uit Australië had ontvangen. In die brief stond: ‘Dezer dagen ontving ik deel 38 van de 5de druk van Lenin's Verzamelde werken, waarin acht korte redevoeringen van Lenin staan afgedrukt die in 1919 op gramofoonplaten zijn opgenomen (No. 8.M-242-3). Verleden jaar heb ik een langspeelplaat gekocht met deze Lenin-redevoeringen in een nieuwe opname uit 1960. Zij bevat alle door Lenin uitgesproken redevoeringen, behalve de laatste, No. 8... Wat hiervan ook de reden mag zijn, zeker geen gebrek aan plaatsruimte, want er had nog veel meer op de plaat gekund...’ Deze laatste, ontbrekende redevoering, no. 8, gaat over de gevaren van het anti-semitisme, waartegen Lenin met klem waarschuwde. Misschien is deze redevoering wel weggelaten, omdat Lenin op de oorspronkelijke plaat niet duidelijk genoeg meer te verstaan was? | |
HaarspeldenDe ekonomische welvaart in de wereld van het Westen is in de eerste plaats te danken aan de enorm vergrote mogelijkheden tot menselijk kontakt door middel van radio, telefoon, telegraaf, telex, door auto's, vliegtuigen enz. Aan iedere produktie en distributie, zelfs van een haarspeld, gaan immers | |
[pagina 254]
| |
gesprekken tussen mensen vooraf. De produktie en verspreiding van haarspelden is geen ‘spontane generatie’, maar het resultaat van talloze, door mensen onderling gemaakte afspraken, die slechts mogelijk worden gemaakt, indien er voldoende gemakkelijke en soepele kommunikatiemiddelen bestaan. Deze over het algemeen nog uiterst stroeve kommunikatiemiddelen in de Sowjet-Unie, het feit van te weinig auto's en autowegen, geen telefoonboeken en adresboeken, het ontbreken van reklamemiddelen en interlokale advertentie-media, de lange afstanden, de hele gebieden afsluitende winters en vooral het bureaukratisch formalisme verklaren voor een groot deel het zo halsstarrig laagblijvende welstandspeil, ondanks de enorme krachtsinspanning van het Russische volk. Wanneer in Krementsjoeg bijvoorbeeld een vrouw een haarspeld nodig heeft is er geen winkel die dit artikel verkoopt en zij kan het alleen verwerven, indien zij familie of vrienden in Moskou, Kiev of een ander centrum bezit. Een flink deel van de goederendistributie loopt nog steeds over deze toevallige schijven van persoonlijke relaties, schijven die overal in werking treden, waar het algemene distributieapparaat faalt. Er is nimmer kontakt geweest tussen mensen om Krementsjoeg van haarspelden te voorzien: de mensen (kooplieden), nodig om zulke afspraken te maken, ontbraken, de kommunikatiemiddelen waren er niet. Achter de façade van de officiële staatshandel beweegt zich een partikuliere handel: een nergens geregistreerde, nimmer in statistieken vastgelegde persoonlijke dienstverlening van de mensen onder elkaar. Toen in 1963 Iwan Iwanowitsj in Odessa zijn bril aan stukken liet vallen, kon hij geen boek of krant meer lezen, want in heel Odessa waren geen brilleglazen of monturen te krijgen. Alleen het gelukkige toeval dat hij een energieke en vindingrijke neef in Moskou bezat, leidde ertoe dat hij na een paar weken ‘weer ziende’ was. En Peter Petrowitsj in Kaloega, een diabetes-patiënt die zichzelf dagelijks 3-4 insuline-injekties moest toedienen, brak op een ongelukkige dag zijn laatste injektienaald, maar kon in geen apotheek nieuwe naalden krijgen. Aan een goede vriend in Leningrad heeft hij te danken dat hij nog leeft. De winkels, de plaatselijke handel lieten volkomen verstek gaan. Een niet gering deel van de bestaande welvaart in Rusland | |
[pagina 255]
| |
is te danken aan deze persoonlijke, menselijke kontakten buiten de staatsbedrijven om die officieel de handel beheersen. Het tekort aan en dikwijls falen van de moderne kommunikatiemiddelen, zoals die in het Westen funktioneren, wordt in Rusland opgevangen door de bestaande familie- en vriendschapsbanden. Zij zijn in de Russische maatschappij de haarspelden die het kapsel van de welvaart bijeenhouden.
7 maart 1964 Charles B. Timmer |
|