Het heeft weinig zin hier lang bij de inhoud van The English Constitution zelf stil te staan. Na bijna een eeuw is het een koud kunstje om op onvolkomenheden te wijzen, al is het moeilijk om er nog iets nieuws over te zeggen. Ik wil slechts aanduiden dat het werk in een zevental hoofdstukken achtereenvolgens handelt over het kabinet, de monarchie, het Hoger- en het Lagerhuis, het vervangen van kabinetten, vermeende ‘Checks and Balances’, de voorwaarden voor ‘Cabinet Government’ en de geschiedenis en de gevolgen daarvan. Bagehot geeft slechts een summiere beschrijving van de formele regels, maar tracht vooral de politieke realiteit te vinden. Centraal staat daarbij zijn onderscheiding van de Britse staatsinstellingen in:’... those which excite and preserve the reverence of the population - the dignified parts,...; and next, the efficient parts - those by which it, in fact, works and rules’ (blz. 61).
De grote verdienste van de Britse constitutie is dat,’... its dignified parts are very complicated and somewhat imposing, very old and rather venerable; while its efficient part, at least when in great and critical action, is decidedly simple and rather modern’ (biz. 65).
Het geheim hiervan is ‘the close union, the nearly complete fusion, of the executive and legislative powers’. Deze komt tot stand in het kabinet ‘a committee of the legislative body selected to be the executive body’. De koning is uiteraard het hoofd van het ‘dignified part’, de minister-president beheerst de ‘efficient parts’. Tengevolge van deze onderscheiding en wat Bagehot noemt het ‘deferential’ karakter van het Britse volk - de eerbied van de ‘lower classes’ voor adel en koninklijk huis - werd het mogelijk om het zover te krijgen dat ‘the numerous unwiser part (van de bevolking, G.H.S.) wishes to be ruled by the less numerous wiser part’ (blz. 247). Men vereert kroon en adel en gehoorzaamt in feite de bourgeoisie.
R.H.S. Crossman, sedert 1945 Labour M.P., oud-redacteur van de New Statesman and Nation en auteur van een aantal boeken op politiek gebied, heeft ook als lid van het bestuur van de Labour Party en als ‘minister’ in Wilson's schaduw-kabinet de nodige ervaring met de Britse politiek. Bovendien mag men aannemen dat zijn bemoeiingen met psychologische oorlogvoering tijdens de Tweede Wereldoorlog, hem het een en ander over de geestesgesteldheid van zijn landgenoten heeft geleerd. In zijn lange - 56 bladzijden tellende - inleiding tot deze uitgave, blijkt zijn grote bewondering voor Bagehot. Crossman acht The English Constitution ook nu nog de beste inleiding tot de Britse politiek. De opvattingen van Bagehot vergelijkend met J.S. Mill, de utilitaristen en Marx, concludeert hij dat de schrijver zich vergist als hij het voorstelt alsof de monarchie een bewuste camouflage van de reële macht van het kabinet is. Terecht stelt Crossman, dat de mythe slechts aanvaard wordt zolang de verkondigers er zelf in geloven.
Veel Amerikaanse critici - met als belangrijke uitzondering