vallig in een concentratiekamp gezeten heeft. Natuurlijk is het goed een Europees publiek te laten zien hoe lang de verminkingen daar toegebracht verlammend blijven werken, maar de romancière die hierop aandacht vestigt heeft meer recht op een morele prijs dan op een literaire.
‘Le Sud’ van Yves Berger (Grasset) werd door sommigen (o.a. de invloedrijke Jean Paulhan) uitgeroepen tot meesterwerk. Het zou me verwonderen als deze karakteristiek achteraf gerechtvaardigd bleek. Als meesterwerken niet herkend worden komt dat meestal doordat ze een zo dichte vegetatie bezitten dat de lezer het bos niet meer kan zien en het spoor bijster raakt. De schrijver van ‘Le Sud’ heeft wel de verdienste dat hij zich niets van modestromingen aantrekt, maar de symboliek achter het gegeven is zo schraal, dat het boek een weinig krachtige indruk maakt. Het is op één toonhoogte, met het zachte pedaal geschreven; men heeft het vergeleken met ‘Le grand Meaulnes’, maar het is veel minder poëtisch en geheimzinnig, ook veel minder concreet als de realiteit beschreven wordt. Het landschap krijgt soms de mystieke sfeer die het heeft bij Giono, mogelijk is die in dit geval trouwens alleen voelbaar voor wie het binnenland van de Provence kent.
Het meest ingenomen kan men zijn met de bekroning van Colette Audry's ‘Derrière la baignoire’ (Gallimard), de geschiedenis van een samenleving van mens en hond. Niet kynofielen zullen betreuren dat Colette Audry een hond nodig heeft om het leven te benaderen; zij richtte haar scherpe lichtbundel op de relatie mens - dier, die trouwens telang in het duister was gebleven. Het boek van Colette Audry is geen roman, en daarom ook niet te vergelijken met meesterwerkjes in dit genre als b.v. ‘La chatte’. Het is een fragment autobiografie. Het sympathieke van Colette Audry is dat zij daarbij gevaarlijk schrijft, zich al noterend durft uit te leveren. Aangezien zij daarbij al haar kritische intelligentie gebruikt, heeft haar relaas niets te maken met een babbelboekje over honden. In ‘Derrière la baignoire’ is in feite meer een persoonlijkheid aan het woord dan een literator. Zij gebruikt haar pen niet om te suggereren maar om te analyseren. Zij wil de dingen niet onder de oppervlakte laten gebeuren, maar ze juist naar boven halen. Het enige bezwaar van dit boek is dat het een volledige afrekening geeft in plaats van een essentiële. Nu zijn niet alle passages van hetzelfde niveau. Maar in elk geval heeft ‘Derrière la baignoire’ een authentieke klank.
De Algerijnse schrijver Mouloud Feraoun had kort voor hij door de O.A.S. werd vermoord het manuscript van zijn ‘Journal’ aan de uitgeverij ‘Du Seuil’ gezonden. Het loopt van november 1955 tot maart 1962. Het belangwekkende van dit boek voor buitenlandse lezers is dat het de achtergronden van een bevrijding via een guerilla-oorlog laat zien. De stemming die heerste onder het Algerijnse volk komt goed over. Het boek zet in 1955 optimistisch in: de bevolking is solidair en ziet opgewekt een nieuwe toekomst tegemoet. Maar het moreel verslechtert naarmate beide