‘In 1949 werd ik gearresteerd, voornamelijk wegens mijn gedichten ‘Ik heb nooit velden beploegd...’ en ‘De Raaf...’
Uit de Inleiding.
Ik heb nooit velden beploegd,
Nooit handenarbeid verricht.
Voor mij zijn gedichten genoeg,
Dit is alles - alleen het gedicht...
Maar omdat de leiders zo graag
Hun woorden doorlopend doen schallen,
Leest iedere smid en soldaat
Mij vlijtig de les en zij brallen:
‘Bij ons zijn allen gelijk
En allen zijn vrij, zo leert Stalin.
Bij ons geeft iedereen blijk
Van zijn trouw aan de leer, zegt Stalin.’
...En als zij de ‘droom aller eeuwen’, -
Die toch zo'n verweer niet behoeft, -
Als een heilige wet uitschreeuwen
En nog zeggen: heb lief, heb lief,
Dan roep ik, al is het gevang
Méér dan straf, want mijn ondergang:
‘Nu heb ik genoeg van die sof!’
...Alsof ik de slag niet vrees,
Alsof mij het recht op de spot
Even heilig als kunst was geweest,
Alsof ik verstandiger praat
Dan 't gestamel van een soldaat...
...Maar wat doe je: het voorjaar brak aan
't Onontkoombare jaargetijde,
En slechts één doel blijft helder bestaan:
Het absurde doel van de vrijheid!
31/VIII, 1946.
[pagina 448]
[p. 448]
O medeburgers, koeien, stieren!
‘Ik verzoek de mensen in het Westen, in wier handen deze gedichten zullen vallen, te bedenken welk lot mij te wachten staat, indien sommige ervan gepubliceerd zouden worden. Dit geldt vooral voor gedichten als... O Medeburgers, koeien, stieren!...’
Uit de Inleiding.