Tirade. Jaargang 6 (nrs. 61-72)(1962)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 426] [p. 426] [Gedichten] Een nieuw paaslied Zonder gedronken te hebben, prijs ik God. Vandaag heb ik van alles meegemaakt. Al voortwandelend in de benedenstad, denkend aan de Uiteindelijke Dingen, Zag ik een jongen, vermoedelijk een Duitse toerist, en volgde hem terwijl ik dacht ik zal je voor je reet geven of als dat niet kan sla Mij dan maar de hoofdzaak is dat we bezig zijn - Tot hij De Bijenkorf in ging en ik, duizelig van geilheid tegen mensen opbotsend, Zijn spoor bijster raakte. Nochtans werd ik niet moede u te loven. Want onbegrijpelijk groot zijn al uw werken. Gij, die het wezen gemaakt hebt Dat van achteren een kut en van voren een staart heeft. Zoals gezegd, ik had niet eens gedronken, maar toch wilde ik U schreiend eren en in tranen voor u knielen O Meester, Slaaf en Broeder, Geslachte en Verrezen God. Al neuriënd en in het geheim profeterend vervolgde ik mijn weg. Toen zag ik Bet van Beeren, aan een wit tafeltje Tegenover haar cafee gezeten, pogend met mes en vork Een makreel te openen om deze in de zon te eten. Ik dacht kijk. Wat is in de Natuur toch alles mooi gemaakt. (Denk maar aan al die sterren met hun lichtjaren.) Ik wilde wel naar een of andere avondmis Maar er was er geen. 1.8.1962 Gerard Kornelis van het Reve [pagina 427] [p. 427] Droom Vannacht verscheen mij in een droomgezicht mijn oude moeder, Eindelijk eens goed gekleed: Boven het woud waarin ze met de dood wandelde Verhief zich een sprakeloze stilte. Ik was niet bang. Het scheen mij toe dat ze gelukkig was En uitgerust. Ze had kralen om die goed pasten bij haar jurk. Gerard Kornelis van het Reve Vorige Volgende