| |
| |
| |
Tirade
Op het dorp
door M. Verdaasdonk
Op een klein dorp in het zuiden van het land dreven mijn ouders een nering in textiel. Wij woonden in een heel oud huis. In het midden daarvan liep een sombere gang van blauwe plavuizen. Links daarvan lag de winkel, in de vertrekken aan de rechterzijde woonden wij. Zodra men de buitendeur, die eerst tegen de avond werd gesloten, binnentrad zag men links een glazen deur, waarop ‘Entrée’ geschilderd stond in een ovaal, omrankt door boers-geschilderde bloemen. Waar, op oog-hoogte, de bloemen ophielden te bloeien en in regenachtig matglas overgingen, waren ter weerszijden twee rechthoeken uitgespaard, waar vroeger respectievelijk de woorden ‘vergunning’ en ‘biljart’ hadden gestaan. Maar die sloegen nergens meer op en waren verwijderd. Mijn moeder weigerde geld over de balk te gooien en toen zij de winkel van haar vader overnam en hier en daar reparaties nodig bleken, kocht zij bij een bevriende timmerman voor een krats een oude cafédeur, die het in de ingang van onze winkel uitstekend deed. Slechts aan insiders was zijn vroegere alcoholische bestemming bekend.
Ik heb mij weleens afgevraagd of juist die deur mijn vader enigermate met zijn noodgedwongen winkeliersbestaan verzoend heeft. Gaf die deur hem soms het gevoel dat hij een café betrad, wanneer hij zich 's morgens achter de toonbank ging opstellen? Dit soort vragen is moeilijk te beantwoorden. Ik heb mijn ouders maar kort gekend. Evenmin weet ik wat mijn moeder bewogen heeft te trouwen met een man, die in zijn jeugd te lui was geweest om een vak te leren, zijn tijd zoek bracht met drinken en kaartspelen en slechts wezenlijke belangstelling kon opbrengen voor zijn trompet, die hij met onmiskenbare begaafdheid
| |
| |
bespeelde. Leefde er in het meisje, dat zij toen was, nog zoveel zorgeloosheid dat zij verliefd kon worden op de lange, knappe man, die met bravour de solo-partijen van de dorpsfanfare blies, maar openlijk spotte met zaken, die men in het dorp voor ernstig en zelfs heilig hield?
Hoe dan ook, zij trouwden en mijn vader scheen als bij toverslag veranderd. Zijn geweldige schaterlach was geweken voor een glimlachende dienstbaarheid, die men allerwege bij de betere detaillist ontmoet. Met een ijver en aanpassingsvermogen, die mijn moeder versteld deden staan, wist hij zich spoedig in dit voor hem volkomen vreemde bedrijf in te werken. Weliswaar leverden mijn ouders ook aan de dorpsbewoners ondergoed, boerenkielen of werkkleding, maar hun voornaamste afzetgebied werd gevormd door kloosters en internaten. De stellingen in de winkel lagen volgestapeld met stoffen van allerlei aard, van het grofste gele katoen tot het fijnste laken toe. In de betrekkelijk kleine ruimte hing een verstikkende manufacturenlucht.
Als verkoper bleek mijn vader een openbaring. In een oud fordje reed hij de kloosters tot ver in de omtrek af. Op de achterbank lagen twee enorme monsterkoffers, één voor de mannen- en één voor de vrouwenkloosters. Mijn moeder had hem verzocht niet harder dan 40 km per uur te rijden, en daar hield hij zich strikt aan. Niet omdat hij een pantoffelheld was, maar gewoon om haar een plezier te doen. Ook had mijn moeder er bezwaar tegen dat hij het brood, dat zij hem, gewikkeld in een stuk bruin zeildoek meegaf, in een herberg nuttigde. Ook met deze wens hield hij nauwgezet rekening. Wanneer het regende, zette hij het wagentje langs een landweg stil, at in de auto zijn boterhammen uit de lap zeildoek en dronk zijn zwarte koffie uit de thermosfles; bij helder weer stapte hij uit en nuttigde hij zijn maaltijd, gezeten tussen de grashalmen op de berm. Zomer en winter droeg hij een zwart lustren jasje, want naar de mening van mijn moeder veroorzaakte het voortdurend zitten in een auto kreuken en plooien in de rug van zijn kamgaren pakken, zowel in het grijze als in het donkerblauwe, die zij dan ook zorgvuldig op knaapjes in de kast bewaarde. Zonder armoedig te zijn verschafte het glimmende, dunne jasje de beweeglijke en vrijmoedige man
| |
| |
een toets van bescheidenheid en dienende eenvoud, die hem bij de economen van de instellingen, welke hij bezocht, spoedig en duurzaam populair maakte. De charme van mijn vader bracht de omzet tot ongekende omvang. Driemaal per week verscheen voor onze deur de rode bestelauto van de enige vrachtrijder, die het dorp rijk was, om de in juten balen verpakte stoffen naar alle windstreken te verspreiden.
‘Timmermans voor al Uw vervoer.’
En Timmermans, die voorheen nauwelijks het hoofd boven water kon houden, verdiende dank zij mijn vader goed geld, ook al had mijn moeder de contractprijs, die hij had gevraagd aanzienlijk weten te drukken.
Het vuur, waarmee mijn vader zijn nieuwe levenswijs had omhelsd, zou wellicht zijn blijven branden, indien niet een vreselijke ziekte mijn moeder had getroffen. Op de trouwfoto komt haar gevulde, maar sierlijke gestalte goed uit; haar gezicht, met de grote zwarte ogen en omlijst door overvloedig donker haar, is knap te noemen. Maar haar ogen schijnen eerder van anthraciet dan van fluweel en de mond is op het eerste gezicht smaller dan voor de liefde wenselijk lijkt.
Toen ik vier jaar was, openbaarden zich de eerste verschijnselen van een kwaal die haar schoonheid volslagen zou ruïneren.
Aan beide enkels ontwikkelden zich, nagenoeg gelijktijdig, gezwellen die haar hevige pijnen veroorzaakten, doch waarvoor zij, hard als ze ook voor zichzelf was, weigerde geneeskundige hulp in te roepen. Zij schreef dit verschijnsel toe aan het langdurig staan in de winkel en pas toen het haar onmogelijk was langer dan vijf minuten achtereen op de been te blijven, liet zij zich vervangen door een verkoopster, die zij persoonlijk had aangenomen en, die, hoewel jong, ongehoord lelijk was. Zich niet in het minst storend aan de protesten van mijn vader, die betoogde dat het bedrijfje eerder gebaat was met enig gepast vrouwelijk schoon en die erop wees, dat enerzijds zijn liefde voor mijn moeder en anderzijds de levendige omgang met kuisheidbevorderende stoffen van allerlei aard, de bestendigheid van de huwelijkstrouw waarborgden, trok mijn moeder zich, voldaan over de getroffen voorziening, op haar ziekbed te- | |
| |
rug. Vandaar bleef zij met onverflauwde belangstelling invloed op de gang van zaken uitoefenen. Niet meer in staat van uur tot uur de inkomsten en uitgaven aan de logge mahoniehouten kassa bij te houden, liet zij zich aan het eind van de dag een minutieus verslag uitbrengen over hetgeen in de winkel was omgegaan, waarbij zij bijvoorbeeld niet schroomde erop te wijzen, dat de haar ter hand gestelde staat slechts dertig ontvangsten meldde, terwijl zij de kassabel eenendertig maal had horen overgaan.
Het goede humeur van mijn vader had aanvankelijk niet te lijden van de pietluttige bemoeizucht van mijn moeder, die ook hem haar vragen en insinuaties niet bespaarde. Ruimhartig als hij was, schreef hij haar gedrag toe aan haar lichamelijke gesteldheid en hij stelde al wat in zijn vermogen was in het werk om haar lijden te verlichten.
Intussen breidde zich de kwaal langzaam, maar onontkoombaar uit. Geleidelijk aan zwol mijn moeder op als een balon die stukje bij beetje met gas wordt volgepompt. Lange tijd bracht zij in ziekenhuizen door, maar de knapste medici stonden machteloos tegen het geheimzinnige verschijnsel, waarvan zij vergeefs de oorzaak bleven zoeken.
Toen mijn moeder eindelijk thuis kwam, was zij van haar pijnen verlost, maar zij was nu zo wanstaltig dik, dat zij zich niet dan met behulp van een rolstoel kon voortbewegen. Mijn vader, die zich niet wilde laten ontmoedigen, wierp zich met verdubbelde ijver op zijn werk. De resultaten waren gunstiger dan ooit, steeds meer kloosters gunden hem de klandizie en het geld stroomde van alle kanten binnen.
Het beeld van mijn moeder in haar rolstoel staat mij nog levendig voor de geest. De gangbare wagentjes, die door middel van twee hefbomen met de hand kunnen worden voortbewogen, waren voor het huiselijk gebruik wegens hun afmetingen ondoelmatig. De dorpsfietsenmaker had speciaal voor mijn moeder een stoel geconstrueerd, bestaande uit een met leren kussens beklede houten bak, die tussen twee smalle hoge wielen hing. Haar voeten steunden op een kleine plank, waaronder een derde draaibaar wiel, dat wel kleiner maar veel dikker was dan de beide andere. Op verende luchtbanden bewoog mijn moeder zich door ons huis. Haar aanblik was schrikwekkend. Het vormeloze li- | |
| |
chaam, half achterover hellend, lag roerloos in de zwart glimmende bak; alleen de geweldige armen bewogen; wanneer zij zich wenste te verplaatsen, klemden haar vingers zich krampachtig als dikke witte spinnen om de velgen.
Uit die tijd dateren de eerste openlijke twisten tussen mijn ouders. Ik herinner mij, dat ik vaak uit mijn slaap wakker schrok en bevend lag te luisteren naar de schelle, kijvende stem van mijn moeder en het bezwerende, allengs driftige gebrom van mijn vader. Later wachtte mijn moeder niet meer tot ik sliep, maar barstte zij, zodra ik naar mijn slaapkamer was gegaan, onmiddellijk in de afschuwelijkste verwijten tegen mijn vader uit. Ik sloop dan mijn bed uit en drukte mijn oor tegen de wand om geen woord te missen en het gebeurde vaak, dat ik stijf van angst en ontzetting nog tegen de muur stond, wanneer de woordenwisselingen waren verstomd en mijn woedende vader de buitendeur met kracht achter zich had dichtgeslagen.
‘Vrouwenjager!’ gilde mijn moeder hem na; het was bedoeld bij wijze van nekschot, maar hij kon het onmogelijk meer horen.
In de stilte die dan plotseling viel, was het zachte snikken van mijn moeder hoorbaar. Ik had wel vaak naar haar toe willen gaan om haar te zeggen dat wij nog altijd van haar hielden, maar bij de deur van mijn kamer gekomen deinsde ik terug, bang dat ik zelf onder haar hevige verwensingen zou worden bedolven. Ik keerde tenslotte weer in mijn bed terug en bleef wakker tot ik de zachte klik van een slot hoorde, ten teken dat mijn moeder zich ter ruste begeven had.
Ontrouw en drankzucht waren de steeds herhaalde motieven van mijn moeder's razernij. Het baatte mijn vader niet dat hij haar bezwoer, dat hij vaak in de avonduren op pad moest om buiten de provincie gelegen kloosters te bezoeken. Tevergeefs trachtte hij met het spoorboekje in de hand zijn vrouw ervan te overtuigen, dat hij regelrecht van het station naar huis gekomen was. En kon hij een goed glas wijn, dat een vriendelijke pater hem aanbood, soms afslaan?
De jalouzie van mijn moeder ging zover, dat zij mijn vader in het geheim door een particuliere detective liet vol- | |
| |
gen. Het rapport dat deze na een week kwam uitbrengen, moet mijn vader in het gelijk hebben gesteld, want diezelfde avond krijste mijn moeder hem toe, dat hij te glad was om zich te laten schaduwen, nee, dat hij die kerel natuurlijk had omgekocht en, god weet, wel met hem kroegen en bordelen had afgelopen. Van die dag af sprak mijn vader geen woord meer tegen haar. Direct na het eten stopte hij zijn pijp en begaf zich naar de winkel, waar hij urenlang bezig bleef met het inpakken van de bestelde goederen en het bijwerken van zijn boeken. Hij nam mij dan meestal mee, scheurde een leeg blad uit een kasboek en liet mij tekenen tot ik naar bed moest.
Het vertrek van mijn vader is mij bespaard gebleven. De ruzies en scheldpartijen hadden mij zenuwachtig en angstig gemaakt. Ik leed aan slapeloosheid en brak om de haverklap zonder aanwijsbare oorzaak in snikken uit. Op een goede dag pakte mijn vader mijn kleren in en bracht mij in zijn rammelend autootje naar Amsterdam, waar ik voorgoed in het huis van zijn broer Adriaan werd opgenomen.
Hetgeen zich op die bewuste zaterdag en zondag heeft afgespeeld is mij bekend geworden uit de verhalen die mijn moeder onmiddellijk daarna, stikkend van woede en verontwaardiging, aan de nieuwsgierige dorpsbewoners deed. Pas jaren later heeft mijn oom, tot het uiterste gedreven door mijn voortdurend vragen naar mijn vader, mij de toedracht durven vertellen.
Die zaterdagavond had mijn vader, zoals zijn gewoonte was geworden, zijn plaats in de winkel weer opgezocht. Slechts de beide lampen boven de toonbank had hij ontstoken, de rest van de winkel in het duister latend. Hij las en herlas de brief van de gardiaan van een klooster uit het noorden des lands, die mededeelde dat de laatste zending graslinnen hem in hoge mate had teleurgesteld, aangezien zij vele grove weeffouten vertoonde en bovendien vanwege de slechte verpakking vuil en beschadigd was aangekomen. Hij meende, zij het in alle bescheidenheid, goede waar voor goed geld te mogen ontvangen, beriep zich op de bekende coulance van de firma, en verzocht mijn vader de partij te vervangen door een andere dan wel een krasse reductie op de koopprijs toe te passen. Vol vertrouwen op een prettige
| |
| |
regeling verbleef hij in afwachting van mijn vader's geeerde berichten.
Het voeren van correspondentie veroorzaakte mijn vader veel hoofdbrekens. Niet dan in uiterste noodzaak vertrouwde hij zijn gedachten aan het papier toe, zich daarbij van hoogst ongebruikelijk Nederlands bedienend.
Veel liever dan geëerde berichten op te stellen had hij in dit geval de trein genomen en met de gedupeerde pater in een kort gesprek de zaak geregeld, doch hij zag in dat deze transactie hem toch al geld genoeg zou gaan kosten en besloot de strijd met pen en papier aan te binden. Driftig kraste zijn pen over het blocnootvel. Geheel verdiept in de moeilijke zinswendingen, schrappend en verbeterend in zijn tekst, had hij niet bemerkt, dat mijn moeder hem reeds geruime tijd door de bloemen van de cafédeur beloerde.
Toen de fietsenmaker het voertuig pas had afgeleverd, botste mijn moeder nog voortdurend met haar wagentje tegen muren en deurstijlen, maar al spoedig had zij zich een ongelooflijke behendigheid in het besturen van het voertuigje eigen gemaakt, die haar in staat stelde zich geheel geruisloos door de gangen en vertrekken te bewegen. Ook nu had zij, onhoorbaar voor mijn vader, haar stoel tot voor de glazen winkeldeur gerold, en zij bleef vandaar haar man onafgebroken bespieden.
Wat ging er in hem om toen hij een ogenblik het hoofd van zijn inspannende arbeid ophief en zijn ogen de van haat vervulde blik van mijn moeder kruisten? Veel tijd tot nadenken had hij niet, want mijn moeder wierp reeds de deur open en schreeuwde hem, met onverwachte snelheid het wagentje in zijn richting in beweging zettend, toe:
‘Aan welk loeder zit je nou weer te schrijven! Huichelaar! Bedrieger! Dood maak je me! Dood! Dood! Dood!’
In razernij sloeg zij met haar vuisten op de zijkanten van de bak, maar zat op slag weer roerloos toen zij zag dat mijn vader opstond en in een grote boog om haar heen wilde lopen. Bliksemsnel wendde zij het karretje om, maar het was te laat en zij kon niet verhinderen dat mijn vader uit de winkel ontsnapte. Hij greep vlug zijn jas van de kapstok en gooide de buitendeur voor haar neus dicht.
Ongetwijfeld heeft mijn moeder verwacht dat hij ook nu
| |
| |
na enkele uren gekalmeerd in de echtelijke woning zou terugkeren, doch het liep heel anders. De tot het uiterste getergde man had besloten juist datgene te verrichten waarvan hij zo vaak ten onrechte beschuldigd was. Het is altijd een geheim gebleven of hij met grimmige wellust dan wel met spijt en verbittering te werk ging. Geen mens zal het kunnen uitmaken. Het is in elk geval een feit, dat hij voor een spektakel zorgde, waarover het gehele dorp nog jarenlang napraatte.
Na een verbraste nacht begaf hij zich in de vroege ochtenduren naar een stalhouder in de nabijgelegen stad en huurde daar een landauer, die hij als een bruiloft met twee schimmels deed bespannen. Volgens deze getuige verscheen hij alleen in het koetshuis, maar anderen beweren, dat hij op dat ogenblik in het gezelschap van een vrouw verkeerde, die bekend was om haar schoonheid en aanvechtbare levenswandel. Hoe dit zij, de blinkend gelakte wagen draaide de stal uit en de prachtige paarden draafden door de lege straten in de richting van de wijk, waar men niet dan op straffe van verlies van zijn maatschappelijk aanzien de voet kon zetten. Enige uren later verschenen de schimmels, omgeven door een grote stofwolk, aan het begin van de dorpsstraat.
Zoals mijn vader berekend moet hebben was toen juist de hoogmis ten einde en de kerkgangers verspreidden zich onder vredig klokgelui langzaam en in drukke conversatie gewikkeld over het kerkplein. Het getrappel der paardehoeven en het geratel der wielen in de rustige straat, de aanvurende kreten van mijn ongelukkige vader deden alle gesprekken verstommen. Totaal verbijsterd zag men toe hoe hij bij de kerk gekomen, de draf der paarden inhield, en stapvoets langs de menigte verder reed. De man stond in zijn volle lengte opgericht, het hoofd in de nek, vóórop de bok, de zweep met de lange riem hoog in de lucht gestrekt. Achter hem, in de met rode en witte rozen versierde kales, joelden en hosten vijf of zes vrouwen, over wier beroep geen enkele twijfel behoefde te bestaan. Hun zedeloze kledij en opzichtig beschilderde gezichten gaven maar al te duidelijk te kennen, op welke duistere plaatsen de moedwillige zondaar zijn weerzinwekkende vracht had betrokken.
| |
| |
De ontzetting der dorpelingen bereikte haar hoogtepunt toen de vrouwen onder het zingen van scabreuze liederen links en rechts handen vol confettie in de lucht wierpen en over de hoofden van de omstanders uitstrooiden. Nog vóór men deze sneeuw der ontucht van zijn kleding had kunnen verwijderen en iemand aan deze schandelijke uitdaging een einde had kunnen maken, had mijn vader de zweep al weer over de paarden gelegd. De vrouwen gilden en vielen over elkaar door de schok waarmee de koets plotseling vaart zette, de zweep knalde in de prille ochtendlucht, mijn vader vloekte en tierde tegen de paarden en, nagestaard door het als aan de grond genagelde volk, verdween de koets uit het gezicht. Niemand heeft hem ooit weergezien. Mijn moeder stierf een half jaar later.
| |
Verzoek
De Abonnees wordt verzocht onmiddellijk na ontvangst van dit eerste nummer het abonnementsgeld te willen overmaken op postgiro 115042 van G.A. van Oorschot, Herengracht 613, Amsterdam.
|
|