Tirade. Jaargang 5 (nrs. 49-60)(1961)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 560] [p. 560] Gedichten door F.t.H. van der Beek I zo rauw gaat het toe op die rampzalige terreinen, waar de geraffineerde gekkin spreekt tot de kruidenier: dokter, als mijn geliefde komt zal ik de teergeworden kersentakken breken en de wimpels verbranden van mijn wispelturigheid. o als hij komt, die onder hevig is aan mijn bevalligheid en zich mijn zinnen ontbinden als loze leliebladeren, zal ik betalen overvloediger dan bloeiend ik, want god weet dat geld is als zaad en het is beter te geven dan te ontvangen... (maar in een bel boven zijn kop verschijnt het: lul maar raak) en zij, nog razender: een oude merrie heeft een trap gekregen waarvan ik niet genezen ben, ik heb het zelf gelezen, waar Aristoteles van Plato schrijft, en hij: dat kan wel zijn maar ik heb iets gegeven en niets terug gekregen en zij: mijn vader en hij: mijn geld en zij (getroubleerd): ik zweer u, als de maan week is en heel wit zal ik het geven: ik, toch zelf een wassende maan, een zwellende witkalfslederen beurs vol pure ongerechtigheid, dat is dus afgesproken? dus klimt hij op zijn schitterende schat, zijn bakfiets- [pagina 561] [p. 561] dier dat hem terug voert in het naburig proper dorp, het hoofd vol geuren van vuilnis, koninklijke stallen en hasekamps onvolprezen oude genever. maar de maanden zich vervullen, de verloofden putten zich uit, de lege flessen hopen zich op en sneller steeds zich alles ledigt, vermindert en ontwijkt: in liefde en liefde in beestachtige grenzeloze onverschilligheid II lachen bladluis, niet zanikken maar lachen, in een wig van wanhoop, met de kop omlaag en vastgeschoten, lachen tot het sterven nader staat dan. en dan is vrede be- vrediging godweet, en nader dan die onweelde, die trossen van ontsteltenis die onze smart zozeer ontsieren, en dan trekt liefde op als nevel boven slagveld. dan scharrelt een vogel naar brood of wormen in ogen van gesneuvelden, o weerloosheid, en dan geen blik van hebzucht nog verscheeld! dan stromen hoop, geloof en sexualiteit voorbij aan de ingetrapte deuren van onze poëtische lichamen: als vuil water aan hoger gelegen puin en godweet op die hoogten, op die verheven vuilnisbelten het zoeken naar brood of liefde zuiverheid. lees nu nog maar, nog wees niet stukkend of verwoest, maar lachend, want leven een verschuiming, kwijl op [pagina 562] [p. 562] muilen van hebzuchtigheid. (merkwaardige conceptie, want vreten is stront, au fond, en liefde zaad, en zaad geld en geld vreten en vreten je weet wel). Ja- wel, mij hongert ook, mij dorst en ik verslinger, maar onverschilligheid mij nu bevalt en lachen mij behelst en ik beteken een geraamte, (maar een wel gewaarschuwd). nu zie dus toe op mijn hilariteit en mijn ontveinzing, veroordeel of ontken: in zoveel parken zijn mijn woestenijen zoveel bewijzen tegen mij en diè zou dan beweren, in deze ontwolfde dagen, dat homo homini penis est? Vorige Volgende