Indonesische namen geven een aanwijzing. Er wordt niet tegemoetgekomen aan onze nieuwsgierigheid en onze drang naar volledigheid. Door het wegkappen van alle indicaties, krijgen we een bijna levenloze achtergrond, die zo sterk aan decor doet denken dat het verhaal iets onwezenlijks krijgt, hetgeen overigens de bedoeling van Alberts moet zijn geweest. De verhalen spelen zich af in een landschap zonder kilometerblokken of triangulatiepalen, - niets dan een weg, een kampong, wat bomen en struiken, een fort en de hitte. We weten alleen maar dat we ons op eilanden bevinden, ook omdat soms de zee er is of de overkant. Welke die eilanden zijn, dat is iets bijkomstigs. Voor dit alleen maar aanwezige landschap voltrekt zich de handeling en beweegt zich het verhaal, soms zelfs heel langzaam. Toch is er een zekere spanning die voortdurend tot verder lezen dwingt, maar die - dat beseft men ineens, al lezende - door een ander element wordt bewerkstelligd dan door de gebeurtenissen zelf. Het is de toon, een ietwat nonchalante, licht-ironische toon met veel zelfspot. Het is een andere wijze van Alberts om diezelfde ‘grondvorm’ door een beschermend gordijn te onttrekken aan al te wezensvreemde blikken. Het is overigens het beschermingsmiddel bij uitstek voor alle wat onwennige en in de grond neerslachtige mensen als Alberts die voortdurend gevaar lopen door hun gevoelens te worden overspoeld.
In De Eilanden staan elf verhalen. Met uitzondering van een tweetal, zijn het meest korte verhalen. De twee langere, het eerder genoemde Groen en De Jacht zijn nog het meest bekend geworden. Het zijn in ieder geval de twee titels die men direct hoort noemen als de naam van Alberts valt, die overigens al uit de publiciteit is, omdat hij na De Bomen nog maar zeer sporadisch van zich liet horen en niets meer in boekvorm publiceerde.
Toch is er onder deze verhalen nog één dat minstens het niveau van de Groen of De Jacht heeft, het korte De koning is dood. Het is het onvergetelijke verhaal over de 82-jarige mijnheer Salomon, gepensioneerd sergeant-majoor, die op ‘het eiland’ is blijven hangen en die daar om allerlei redenen (om zijn ouderdom, om zijn Europese naam en afstamming en door zijn huwelijk met ‘een vrouw des lands’) het aanzien van een koning geniet en bepaald koninklijk sterft - in het bijzijn van zijn vrouw en de gezagsdrager met zijn kasboek. Ook dit verhaal is karakteristiek voor Alberts, voor zijn ambivalente gevoel tegenover zichzelf en zijn positie als bestuursambtenaar, hetzelfde gevoel dat men ook in De Jacht vindt en dat misschien hierdoor tot eenzelfde categorie behoort.
De Jacht vertelt niet veel meer dan de belevenissen
bij de achtervolging van een opstandeling die enkele dorpen heeft platgebrand, een nogal kaal verhaal (zoals we dat bij Alberts kunnen verwachten) dat zich eerst wat slepend voortbeweegt om dan op het eind snel naar een climax te voeren: het doodschieten van de achtervolgde Kapitein Florines. De ik-figuur van het verhaal, die evenals Alberts bestuursambtenaar is en met wie hij zich natuurlijk ten dele vereenzelvigd heeft, kwijt zich van deze taak, omdat iedereen dit van hem als gezagdrager verwacht. Maar hij heeft geen enkele sympathie voor de jager en de ambtenaar die hij zelf is; zijn genegenheid gaat uit naar Florines, het opgejaagde wild, het zwijn, dat hij vroeger als kind eens heeft helpen ontsnappen toen het in de bossen rondom zijn geboortestad vervolgd werd.
Het is bijzonder knap zoals Alberts door het tussenschuiven van een herinneringsbeeld erin slaagt zijn solidariteit duidelijk te maken met de achtervolgde, die hij vroeger, bij een andere gelegenheid, ook zelf eens geweest is en die hij op een bepaalde manier misschien nog altijd een beetje is.
Dit artikeltje over Alberts is geschreven als een inleiding bij een vertaling van De Jacht in het Engels voor het tijdschrift Delta. Het verschijnt hier met toestemming van de redactie van Delta. Er zijn enige noodzakelijke wijzigingen in aangebracht van ondergeschikt belang.