Ik nam de jongen van mijn rug af en zette hem neer om te spelen. Hij is gewend om alleen te spelen en hindert niemand. Hij is niet bang voor vreemden, dat komt misschien omdat hij zo suffig is. Hij lachte vrolijk naar de eigenares. Terwijl ik weg was om de distributie voor haar af te halen, gaf zij hem enkele lege Amerikaanse blikjes om mee te spelen en toen ik terug kwam zat hij in een hoek van de kamer, terwijl hij de blikjes tegen elkaar sloeg en over de grond liet rollen.
Tegen twaalven kwam de baas thuis van de markt. Zo gauw ik hem zag barstte ik weer uit in dezelfde leugens als die ik zijn vrouw had verteld. Hij keek verbaasd. ‘Is het al zeker? In ieder geval, mevrouw Otani, u kunt niet zeker van het geld zijn voordat u het zelf in uw hand heeft.’ Hij sprak op een verbazingwekkend kalme, bijna op een vergoeielijkende toon.
‘Maar het is echt waar. Ach, stel toch vertrouwen in mij en wacht nog deze ene dag, voordat u er bekendheid aan geeft. In die tussentijd zal ik wel in het restaurant helpen.’
‘Als het geld maar terug komt, dat is alles wat ik vraag,’ zei de baas, bijna tot zich zelf. ‘We hebben nog vijf of zes dagen voor het einde van het jaar, is het niet?’
‘Ja, en daarom, weet ik, ik bedoel - O, er zijn klanten. Welkom!’
Ik glimlachte naar de klanten. Zij zagen er uit als werklieden - en fluisterden tegen de eigenares: ‘Leent u mij alstublieft een schort.’
Een van de gasten riep uit: ‘Nou zeg, jullie hebben een knap meisje aangenomen. Ze is geweldig.’
‘Breng haar maar niet op het verkeerde pad,’ zei de baas op een toon of hij het niet helemaal als een grapje bedoelde, ‘ze is een heleboel geld waard.’ ‘Een millioen dollarraspaardje,’ was het grove grapje van een andere klant.
‘Ze zeggen dat zelfs van raspaarden de merrie maar de helft van de prijs van de hengst waard is,’ antwoordde ik op dezelfde grove manier, terwijl ik de sake opwarmde.
‘Wees niet zo bescheiden. Japan kent tegenwoordig de gelijkheid der sexen, ook voor honden en paarden,’ brulde hij. ‘Lieveling, ik ben verliefd op je. Het is liefde op het eerste gezicht. Maar is dat daar je kind?’
‘Neen,’ zei de eigenares, terwijl ze de jongen in haar armen van de achterkamer bracht. ‘Dit kind kregen wij van familie. Eindelijk hebben wij nu een erfgenaam.’
‘Wat wilt u hem behalve uw geld nalaten?’ plaagde de gast. Met een sombere uitdrukking op zijn gezicht mompelde de baas: ‘een liefdesgeschiedenis en schulden,’ en daarna, terwijl hij van toon veranderde: ‘Wat zal het zijn? Geroosterde vis of vlees misschien?’
Het was Kerstavond. Daardoor kwam het zeker dat er zo'n onafgebroken stroom van gasten binnen kwam. Sinds die morgen had ik nauwelijks een hap gegeten, maar ik was zo overstuur dat ik weigerde, zelfs toen de eigenares aandrong om wat te nemen. Licht als een ballerina fladderde ik door het restaurant. Het was misschien maar verbeelding, maar de zaak leek mij die avond bijzonder levendig en er waren nogal wat gasten die wilden weten hoe ik heette en probeerden mijn hand te pakken. Maar ik had er niet het flauwste idee van hoe dit zou aflopen. Ik lachte maar en beantwoordde de schuine moppen van de klanten met nog schuinere van hetzelfde allooi, terwijl ik mij van gast naar gast bewoog om hen een borrel in te schenken. Het duurt niet lang meer, dacht ik en dan smelt mijn lichaam weg, net als ice cream.
Het schijnt dat er in deze wereld toch nog wel wonderen gebeuren. Even na negenen trad een man binnen, die een driekantige papieren Kerstmuts droeg en een zwart masker, dat de bovenste helft van zijn gezicht bedekte. Bij hem was een zeer aantrekkelijke vrouw, slank van bouw, van een jaar of vijfendertig. De man zat op een stoel in de hoek, met zijn rug naar mij toe, maar vanaf het moment dat hij binnen gekomen was had ik al geweten wie hij was. Het was die dief van een man van me.
Hij zat daar zonder enige notitie van mij te nemen. Ik deed ook maar of ik hem niet herkende en ging door met grapjes te maken met de andere klanten. De dame die tegenover mijn man zat riep mij aan. Mijn man staarde van achter zijn masker naar mij alsof hij ondanks zichzelf toch verrast was. Ik tikte hem even op de schouder en vroeg: ‘Wil je me niet een gelukkig Kerstfeest wensen? Wat zeg je? Je ziet er uit of je al een paar liter op hebt.’
De dame negeerde dit. Ze zeide: ‘Ik heb wat met de eigenaar te bespreken. Zoudt u hem willen vragen even hier te komen?’
Ik ging naar de keuken waar de baas aan het vis bakken was. ‘Otani is terug gekomen. Gaat u alstublieft naar hem toe, maar vertel niets over mij aan de vrouw met wie hij is. Ik wil hem niet in verlegenheid brengen.’
‘Als je het op die manier wilt, vind ik het best,’ antwoordde hij en ging naar voren. Na een snelle blik in het restaurant geworpen te hebben ging de baas recht op de tafel af waaraan mijn man zat. De knappe vrouw wisselde enkele woorden met hem en daarna verlieten zij met hun drieën het lokaal.
Het was voorbij. Alles was in orde. Op de een of andere manier had ik al die tijd geloofd dat dat zou gebeuren, en ik voelde mij opgevrolijkt. Ik pakte de pols van een jonge klant, die een donkerblauw pak aan had, een jongen niet ouder dan een jaar of twintig en riep:
‘Drink uit, drink uit! Het is Kerstmis.’ Binnen een half uur - neen, het was zelfs eerder, zo vlug dat ik er van schrok, kwam de baas alleen terug.
‘Mevrouw Otani, ik moet u bedanken. Ik heb het geld terug gekregen.’
‘Daar ben ik blij om. Heeft u alles terug?’
Hij antwoordde met een grappige glimlach: ‘Alles wat hij gisteren weg nam.’
‘En op hoeveel komen zijn gezamenlijke schulden? Ruw geschat - het werkelijke minimum.’
‘Twintigduizend yen.’
‘Is dat voldoende?’
‘Het is het minimum.’
‘Ik zal het in orde brengen. Wilt u mij vanaf morgen in uw dienst nemen? Ik zal u met mijn werk terug betalen.’
‘Wat? U maakt toch zeker maar een grapje?’.
We lachten beiden.
Vannacht heb ik het restaurant na tienen met de jongen verlaten en ben naar huis terug gekeerd. Mijn man was niet thuis, wat ik al verwachtte, maar wat mij niets kon schelen. Morgen, in het restaurant, zou ik hem wel weer zien. Waarom was ik niet eerder op zo'n uitstekend idee gekomen? Al die ellende, die ik meegemaakt heb, is door mijn eigen stommiteit gekomen. Ik heb er altijd nogal slag van gehad de klanten van mijn vaders stalletje te amuseren en zou in het restaurant wel de nodige oefening krijgen. Natuurlijk had ik deze