Tirade. Jaargang 3 (nrs. 25-36)(1959)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Remco Campert Ademen 1. De witte lucht, de motoren in de verte, mijn adem: ochtend van dunne muziek. Verlaten als een leeg doosje op een water dat ik mij herinner, wacht ik op de wind. 2. De gele, de gedoofde winter, de zon die smelt en het trippelen van een papieren vogel over de doffe sneeuw... Weer zijn de bomen van ouder hout geworden, maar in steeds meer takken verzamel ik mijn groen. Ook de liefde ‘though lovers be lost love shall not’. Dylan Thomas. Ja, zij die liefde maken tot een brandend slagschip of een mooie roos gaan verloren in het water reddeloos of in de aarden kuil van de seizoenen. Maar ook de liefde gaat verloren met de makers, de minnaars. O ons lieve lichaam en de woorden die wij aan elkaar spendeerden en alle goede bedoelingen en ook de kwade en de tranen de drift en de begeerte het vlammen van het schip het geuren van de roos het is niet en nooit genoeg. [pagina 62] [p. 62] Diplomaten Diplomaten, heren met hoofdpijn, maagkwalen en weinig tijd voor sexueel verkeer, voegen het woord bij de onherstelbare daad: het baat niet en doet niemand schade. Op luchthavens waar het waait, op het bordes van een centraal verwarmde ambassade lachen ze hun tanden bloot: ‘Zeker, van gevechtshandelingen is sprake, maar kans op een totale oorlog lijkt voorshands uitgesloten’. Ze drinken wodka, whisky of tomatensap, werken hard, zijn zeker niet slechter dan ik, maar van een ander slag, legden bv. in hun jonge jaren meer ambitie aan de dag. Een dichter Deze man is dichter, beweert men. Vrij dik, toch slobberig in het pak, wallen van ongezondheid onder zijn bijziende ogen, te ijdel om een bril te dragen en te lui om zijn das met smaak te kiezen. Al schrijvend zong hij zijn huwelijk los van zijn betekenis Vaak kun je hem horen lachen om grappen over de eerste nacht van een argeloos paar in het wrakke ledikant van een houterige anecdote. Wat moeten we met zo'n man? Zijn gedichten lezen? Mijn god, moge ik ver van zijn verzen blijven zolang er nog auto's zijn om mij te vervoeren. Zondag Zondag had ik me voorgesteld in de hangmat door te brengen tussen de stevige stammen van de bomen dicht boven de aarde en van de hemel ver genoeg verwijderd om me een mens op zijn plaats te voelen. Maar het regende. Jeugd De bomen geuren, ik loop met verheugde voeten over dennenaalden, er zijn open plekken, hier werd gehakt of een vliegtuig stortte neer, lang geleden alweer, voor een konijnenhol zit een man gebukt, hij kijkt een strik na, zijn broek spant om zijn billen. Het bos voorbij, het langzame zandpad af, de zwartgebrande hei, met een tak sloeg ik op de vlammen, de lucht had de kleur van bunkers, afweergeschut tekende een doodskop van houtskool. Mijn jeugd is altijd bij me, zoals jij, je glimlach is de lijnen in mijn hand. Vorige Volgende